Pagina:Timm010zeer01 01 (1).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

De Begijnenvest is als een kerk, waarvan de hoornen, de pilaren, en het landschap de gekleurde ramen zijn.

En Symforosa is angstig en blij. Angstig van verwachting en blij omdat het regent. Ze vindt dit een groot geluk. Nu zal er toch niemand komen wandelen, noch de pastoor, noch een begijn, noch iemand anders van 't hof, en niemand zal zien dat zij met Martienus spreekt. Doch wat geeft het? Een ieder zal denken dat het een toeval is; wie zal er iets uit afleiden, als een begijntje met een jongen spreekt die morgen gaat pater worden?

Nu en dan valt er een lek op hare witte kap.

Zij wandelt herhaaldelijk voorbij de drie witte berken. Nog is hij daar niet, maar 't is ook nog geen acht uren geslagen. Och, de tijd duurt lang! Ze krijgt spijt dat ze hem geschreven heeft. Zij vindt het toch wat te ver gegaan voor een begijntje, maar het is nu gebeurd, en er is niets aan te veranderen. Zij zou terug naar huis willen gaan, maar wat zal Martienus dan peinzen als hij komt?

't Beste ware nog dat hij niet kwam, och haar hart is zoo angstig. Wat zal er toch gebeuren! God weet hoe kwaad hij zal zijn. Wat moet hij van haar denken? Daarom is 't dan nog beter

29