Pagina:Timm010zeer01 01 (1).pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

VI.

Herinnering.

Symforosa geniet van haar werk.

Daar zij nog jong is, moet zij ten kleptijde opstaan om te bidden in de kerk, daarna is zij aan 't wasschen gegaan, en nu de lucht geel is van de wegschuivende zon, is het werk uit de voeten. Zij zit er naar te zien van op de bank die voor het pleisteren Lieve-vrouwebeeld staat. Hare vingers zijn er van verrimpeld, bloedloos en afgetrokken, de rug doet zeer, maar in 't gemoed draagt zij een zoeten vrede.

Donzig goud als een gele pruim is de stille schemering, de rozen rieken geweldig op die ure, en aan koorden hangt nat zwaar en blauwendig de wasch. Er asemt uit de lakens, spreien en hemden, een frissche geur van lavendel, bleekwater en marseillesche zeep.

't Hangt er allemaal zoo krakend zuiver, hagelwit, dat het een genot is om zien.

De angelus zal gaan kleppen.

En Symforosa is gelukkig.

33