Pagina:Timm010zeer01 01 (1).pdf/43

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

alle wegen van hoop voor goed zouden afgesneden zijn. En toch, en toch,ze wilde hem zien, ze wilde haar oogen troosten, haar ziel in zijn aanschijn verblijden.

En nu wordt het tijd om heen te gaan... Ze bidt nog een tientje van haren rozenkrans, en als hij dan nog niet gekomen is, zal ze huiswaarts keeren.

Ze bidt langzaam, maar 't kort niets. Het tientje is af. Martienus komt niet voor den dag. Met een hollen zucht knielt ze op de roode en witte steenen, slentert de kerk uit, ziet nog eens om naar de eiken sacristydeur en stapt dan haastig over het met zon beschenen voortuintje, om haren trein zeker niet te laat te komen.

Het is einde April, en de twee kastanjelaars steken hunne keersen op, en door het ijzeren hek waar ze voorbij gaat, ziet zij den kloostertuin waar de fruitboomen in witten bloei te blinken staan. Het is als brood dat aan de takken groeit.

Er gulden vlieren nevens dobbele margeriten.

Symforosa blijft verrast staan, want die broeder die daar staat met den blinkenden gieter in de hand, de pij hoog opgeschort, de

 
43