Pagina:Tubantia vol 040 no 140.pdf/9

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

3e BLAD

bij TUBANTIA No. 140

van Donderdag 30 November 1911.



Publicatie.

HINDERWET.

 Burgemeester en Wethouders van Enschede;
 Gelet op art. 8, alinea 1, der Hinderwet;
 Brengen ter openbare kennis, dat bij hunne besluiten d.d. 27 November 1911, nos. 6 en 7, voorwaardelijk vergunning is verleend, resp. aan:
 1e. Mej. H. Blijdenstein te Enschede en hare rechtverkrijgenden tot het oprichten van eene bakkerij met heeteluchtoven in haar perceel aan de Wilhelminastraat nr. 19, kadaster Sectie B nr. 4427;
 2e. J. Traast te Enschede en zijne rechtverkrijgenden tot het uitbreiden van zijne machinefabriek aan de Zwanensteeg, kadaster Sectie D nr. 7816, door het vestigen van eene gieterij ter plaatse van de woningen aan de Zwanensteeg nrs. 24, 26 en 28, kadaster Sectie D nrs. 7473 en 5389.
 Afschriften dier vergunningen liggen ter Gemeente-Secretarie (afd. Bouwzaken enz.) voor een ieder ter inzage.
 Voor wat aangaat de sub 2o. vermelde vergunning worden belanghebbenden er op attent gemaakt, dat beroep daarvan openstaat bij H. M. de Koningin binnen 14 dagen na de dagteekening dezes; van een eventueel in te stellen beroep moet gelijktijdig aan hun college en den concessionaris worden kennis gegeven; aan laatstgenoemde bij exploit.

 Enschede, 27 November 1911.

Burgemeester en Wethouders voornoemd,

Edo Bergsma, Burgemeester.
C. F. Klaar, Secretaris.

„Indië in Beeld”.

Prof. J. F. NIERMEYER.


 Wel zelden heb ik met zoo onverdeeld genoegen voldaan aan het verzoek, mijn oordeel te geven over een nieuwe uitgave, als nu mij dit gevraagd wordt door de redactie van De Kampioen, voor het onlangs door den Toeristenbond uitgegeven plaatwerk „Indië in Beeld”.
 Ieder, die in het vorig jaar door den heer H. F. Wagenaar Reisiger over zijn plannen werd geraadpleegd, moet hem met sympathie hebben aangeboord. Daar was een „zakenman”, die het vertrouwen en de durf bleek te bezitten, om de nog altijd kostbare reis naar Indië te ondernemen, teneinde Nederland eindelijk te helpen aan een uitgebreide en systematisch aangelegde collectie goede afbeeldingen van zijn groot koloniaal rijk.
 Er is in Indië heel veel gekiekt, en van stadsgezichten, woningen, volkstypen kon men te voren reeds, met veel moeite en kosten, een aardige verzameling bijeenbrengen. Maar het ontbrak volkomen aan een eenigszins voldoende reeks van afbeeldingen van het Indische landschap, zoowel in natuur als in cultuur.
 Te verwonderen is dat niet. De landschaps-fotografie valt in Indië niet te beoefenenen onder de leuze: press on the button and we do the rest. Ze brengt, allerlei moeilijkheden mee, als het voor Westersche oogen (en glasplaten) ongewone licht, de sterke vibratie in den dampkring, de krachtige reflexen. Eén fotografisch atelier vooral had van het Indische landschap al heel veel moois gemaakt: de door Armeniërs te Soerabaja gestichte firma Kurkdjian. Maar het terrein harer tochten is beperkt, en evenals haar beroepsbroeders, richt zij haar toestellen bij voorkeur op sensationele dingen — als kraters, vulkaantoppen met rookwolken — en op „pittoreske” kijkjes, die ook in Indië niet juist de typische zijn.
 Dit nu treft in het nieuwe album wel het meest: dat naast de vele goede kieken van stad en dorp, huis en volk, krater en waterval, zooveel uitnemende landschappen zijn opgenomen. En daaronder zijn ook de ruime vergezichten, die — ik spreek uit bittere ervaring — zoo bizonder moeilijk zijn te nemen, en die toch onontbeerlijk zijn, om een denkbeeld te krijgen van het grootsche land. Hoe uitmuntend zijn ze hier geslaagd!
 Zooals de heer Wagenaar Reisiger in zijn toelichting meedeelt, komt de verdienste daarvan toe aan den fotograaf der „Topographische Inrichting” te Batavia, den adjudant-onderofficier J. Demmeni. De heer Reisiger heeft waarlijk de zaak niet benepen aangepakt. Op zijn verzoek werd deze bekwame fotograaf, die al zooveel verdiensten voor het weergeven van het Indische landschap bezat, voor den tijd van zes maanden door het Legerbestuur te zijner beschikking gesteld.
 Aldus werd de uitgebreide collectie foto’s verkregen, waarvan er in dit album een honderdtal in lichtdruk voor ons liggen. En toen moest dan de grafische kunst gaan toonen wat zij tegenwoordig vermag, om van die honderd goede foto’s ook honderd goede lichtdrukken te maken. Of dit gelukt is? Ik moet bekennen, dat mijn verwachtingen ver zijn overtroffen; en die waren toch hoog gespannen. Want ik had het voorrecht gehad, de origineele foto’s te zien, en kon toen dadelijk begrijpen: hier kan iets moois tot stand komen. Maar dat het zoo mooi zou worden, dat de meeste lichtdrukken de foto’s nog zouden overtreffen, soms verre overtreffen, in diepte, in klaarheid, in kleur en in toon, dat had ik niet vermoed. Natuurlijk is er onderling nog verschil in den graad van voortreffelijkheid dezer afbeeldingen. Maar zie bijvoorbeeld reeds dadelijk deze eerste: die gracht in Oud-Batavia. Ik heb er misschien een dozijn malen een plaatje van gezien, maar nooit een, dat het eigene van dit buurtje zoo ongemeen fraai weergeeft. Zie die andere, eveneens overbekende kiek, maar die hier natuurlijk evenmin ontbreken mocht: het beroemde uitzicht uit de bergkamers van het hôtel Bellevue te Buitenzorg[.] Wat een diepte in dien voorgrond van palmen en andere vruchtboomen, wat een licht in dat water. En nu noem ik met opzet een paar bekende gezichten. Maar hoeveel is hierbij, dat nog nooit goed is afgebeeld: vergezichten in de Preanger, landschappen in de Padangsche Bovenlanden; wat een goede verzameling van het vermaarde Diëng-plateau; hoeveel interessants uit de Vorstenlanden. En waarlijk ook al de gerestaureerde Boroboedoer.
 Behalve enkele afbeeldingen uit Deli, die hem ter kompleetering werden afgestaan, heeft de beer Reisiger zich tot West- en Midden-Java, en op Samatra tot Padang en de Padangsche Bovenlanden moeten beperken. Er is dus alle reden, de hoop uit te spreken, dat het hem gegeven mag zijn, den steun te vinden, die hij behoeft om de groote en goede onderneming voort te zetten, welke hij zoo uitnemend begonnen is: aan Nederland een voldoend volledig beeld van Indië te schenken.
 Aan de Nederlandsche Toeristenbond komt de eer toe, hier den eersten stap te hebben mogelijk gemaakt. De mannen van de sport hebben weer eens getoond, hoezeer zij een element van push vormen in het Nederlandsche volksleven. En voor een geograaf is er zeker alle aanleiding, deze gelegenheid te baat te nemen, om hier een woord van bijzondere hulde te spreken. Eerst hielp de A. N. W. B. ons aan de betrouwbaarste, best bijgehoudene en best uitgevoerde reiskaarten, op handige schaal, die ons land bezit. Toen volgden de voor de kennis van Nederland onmisbare vier albums, even fraai uitgevoerd als met zorg en smaak samengesteld. En nu — geheel onverwacht — wordt ook Indië binnen de belangstelling der vaderlandsche toeristen getrokken.
 Moge „Indië in Beeld” velen hunner bewegen tot persoonlijke kennismaking. De natie zal er wel bij varen.

Over de spelen in ’t algemeen en het spel Go in 't bijzonder,

door

Prof. L. de Pfaundler (Graz).


 Een met werk beladen en werkzaam mensch heeft telkens rust noodig, opdat het organisme zich kan herstellen. Ook de geestelijke arbeid kan niet te lang worden voortgezet zonder gevaar. Maar de manier van het rusten is geheel verschillend naar gelang de omstandigheden en het verschil der menschen. Er bestaan menschen, welke in ’t geheel niet zonder een of ander bezigheid kunnen zijn. De eenzame onthouding van alle bezigheid is vervelend en onduldbaar voor alle intellectueele menschen. Dezulken vragen slechts om verandering van bezigheid. ’t Is voldoende, als andere deelen van het hersenstelsel worden bezet, welke tot dusver in een betrekkelijke rust bleven. Zoo zien wij, dat sommige geleerden ’s avonds gaarne een theater of concert bezoeken; anderen gaan naar de societeit, waar men converseert of speelt. Het is een feit, dat zulke afleidingen beter de herwinning van het arbeidsvermogen bewerken dan enkel de rust. Dit bewijst de ervaring, daar men na zulk een verstrooiïng beter slaapt dan wanneer men gedurende de poging, om in te slapen, nog bezig gehouden wordt door de gedachten over den gemaakten of te maken arbeid.
 De spelen, welke men uitkiest voor de verstrooiïng, zijn niet van gelijke waarde. Uit het oogpunt van gezondheid, zijn voor de menschen met een zittende levenswijze die spelen aanbevelenswaardig, door welke het lichaam zich kan bewegen in de vrije lucht. B[.]v. het lawn-tennisspel, het voetbalspel etc. Wanneer het weder dit niet toelaat, of gedurende een lange winterperiode, dan heeft men het schoone spel van het biljarten. Het kaartspel, dat gewoonlijk wordt gedaan met winst of verlies van geld, is dikwijls zeer opwindend, inplaats van kalmeerend te zijn. Bovendien ruïneert dit spel dikwijls den deelnemer, wanneer hij niet het kalme temperament bezit, om te groote verliezen te vermijden. ’t Is niet plezierig veel geld te verliezen, en ook de winst verblijdt niet, wanneer men bedenkt, dat de vriend bedroefd is door het verlies. Daarom zijn die spelen verkiezenswaardig, aan welke geen winst of verlies van geld verbonden is.
 Onder de spelen, die men bordspelen noemt, wordt het schaakspel gehouden voor het edelste. Maar dikwijls hoort men de meening, dat zulk spel te vernuftig en te vermoeiend is, om als rust voor den geest te dienen. Men blameert de menschen, welke zich beroepsmatig bezighouden met dit spel. Men zegt, en niet geheel onjuist, dat menschen, die den geest op zulk een wijze willen inspannen, beter hunne moeite zouden kunnen aanwenden voor het verrichten van arbeid, dat een of ander winst voor de menschheid bracht.
 Ook wij, ofschoon bewonderende de uitmuntende effecten van de meesters in dit spel, kunnen de beroepsmatige bezigheid hiervan niet prijzen. Maar ’t is niet noodig dit na te volgen; men kan het schaakspel zoodanig spelen, dat het den geest niet kwelt en dat het spel werkelijk spel blijft, zoodat het den geest herstelt, die vermoeid geworden is door andere werkzaamheden. ’t Is slechts noodig, dat men spele zonder een aandrijvenden hartstocht, met een kalm temperament.
 Voor menschen, die een spel verkiezen dat minder vermoeit, maar echter niet minder vernuftig is, bevelen wij het Japansche spel Go aan, waarover wij een boekje uitgaven in de taal Ido. (Men moet Go en Gobang niet met elkaar verwarren.) Onze geestverwanten kunnen dus een amusant spel vereenigen met oefening in Ido. Het spel Go is een bordspel, evenals het schaakspel, maar geheel verschillend in principen en regelen.
 De steenen, in den vorm van zwarte en witte lenzen, hebben geenszins een verschillenden vorm; ze worden niet in den aanvang geplaatst, om ze daarna te verschuiven. Men plaatst de steenen gedurende het spel, afwisselend, op een of andere plaats, waar men wil. Daar blijven ze staan, althans indien ze niet als „dood gemaakt” worden weggenomen door den tegenstander, wanneer ze geheel en al ingesloten zijn. De regelen van het spel zijn zeer eenvoudig, en in eenige minuten te leeren. In het begin schijnt het spel zeer simpel en naïf, bijna kinderachtig, de handelingen schijnen eentoniger dan bij het schaakspel; maar wanneer men het herhaaldelijk speelt, dan bemerkt men langzamerhand, dat dit spel onuitputtelijke fijnheden en uitgestrekte combinaties heeft. De meesters in dit spel, die ook het schaken kennen, verzekeren, dat het nog vindingrijker en dieper is dan dit spel; maar alleen een lange oefening leidt tot deze kennis. Zoo het schaken gelijk is aan den antieken oorlog van de Grieken en Trojanen, waarin de helden, afzonderlijk strijdende, voor hunnen koning vallen, het spel Go is meer een nabootsing van den modernen oorlog, in welke de operaties van de massa, de sterke stellingen en vooral de goed voorbereide omsingeling het succes geven. Dat, wat het spel Go het meest interessant maakt, is de zeer hooge ouderdom. Het is het oudste spel, dat men kent, want, zooals men kan bewijzen met oude Chineesche geschriften, is dit spel minstens 3680 jaren oud. ’t Is duidelijk, dat alleen een zeer vernuftig spel zoo’n langen tijd kon blijven bestaan. Uitgevonden in China, werd het omstreeks 154 na Christus overgebracht naar Japan, waar het een zeer groote reputatie verwierf bij alle ontwikkelde menschen. Van 1603 tot 1868 bestond er zelfs een speciale Academie met 4 openbaar gesalarieerde professoren, die cursussen gaven, de meesters bevorderden en ze rangschikten in 9 rangen. Er bestaat in Japan een omvangrijke litteratuur en er verschijnen speciale bladen over bet spel Go. De principen en regelen van het spel werden voor het eerst gepubliceerd in de Duitsche taal door Dr. Korschelt, ambtenaar bij de Duitsche ambassade, die het spel leerde van den eminenten Japanschen meester Murase Shuko in Jokohama. Ook bestaat er een klein boekje van den overleden mathematicus R. Schurig. Ons Ido boekje is een nieuw en meer gedetailleerde behandeling van ons Duitsch boek, dat bij Teubner verscheen (1908).
 Het spel Go is in Europa nog weinig verbreid; persoonlijk kennen wij slechts pl.m. 50 spelers in Duitschland en Oostenrijk.
 De winter nadert. De geestverwanten (Idisten) komen ’s avonds bijeen. Wij noodigen hen uit, dit spel te probeeren met behulp van ons boekje. Wij zijn overtuigd, dat de spelers, na overwinning van de aanvankelijke moeilijkheden, spoedig veel plezier zullen vinden in dit spel en tegelijkertijd zullen profiteeren van onze taal. Wij zijn steeds bereid, er meerdere inlichtingen over te geven.

 Uit de internationale taal Ido overgezet door

P. Wegman. 

Esperanto.

 Onder het opschrift: „Een dubbele triomf voor Esperanto”, beschrijft het meest gelezen dagblad van Spa in een uitvoerig artikel de demonstratie welke een 150-tal congressisten na afloop van het 7de Int. Esp. Congres in Spa hielden. Slechts willen wij eruit vermelden, dat de 1ste burgemeester aan leeraren en leeraressen, aan onderwijzers en onderwijzeressen uitnoodigingen zond om den volgenden middag ten stadhuize te verschijnen ter bijwoning van het voorlezen der rapporten betreffende het 7e Int. Esp. Congres. Des avonds had in de groote feestzaal van het „Casino” een Esp. Propaganda-feest plaats, waaraan ongeveer tweeduizend belangstellenden deelnamen. Eerst sprak de heer Decq. directeur van het Kurhaus over de diensten welke een Int. hulptaal verleenen kan en zal in een zoo druk bezochte badplaats als Spa; vervolgens mevr. Bitke over de geschiedenis van Esp.; prof. Hault over het nut van Esp. voor Int. betrekkingen; de heer Moscheles uit Hongarije over Esp. in dienst der vredesbeweging. Door den directeur eener school werden de verschillende redevoeringen in ’t Fransch vertolkt. Dr. Allende uit Bilbao (Spanje) bracht een toast uit op den Koning van België. Om 10 u. begon het concert; daarna bewonderde men de uitgebreide tentoonstelling van Esp.-werken en lieten velen zich inschrijven voor Esp.-cursussen.
 Het merkwaardigste feit van deze Esp. demonstratie is wel, dat het bestuur van de Esp. ver. die de feestelijkheden op touw zette, bestaat uit vroegere Idisten; zij verklaarden openlijk, dat na het échec dat de Ido-beweging in Spa geleden had, zij met des te meer overtuiging in de gelederen der Esperantisten terugkeerden. Eerepresident der ver. is de heer Peltzer, 1ste burgemeester der stad; pres. is professor Hault, tevens lid van den gemeenteraad.

N. Boon. 

Een Honderd-jarig bestaan.


 Zondagmorgen werd het honderdjarig bestaan van het kerkgebouw der Nederd. Herv. Gemeente te Ootmarsum in plechtige godsdienstoefening herdacht. De kerk was met groen versierd. De feestrede werd uitgesproken door ds. W. A. Vermeer, pred. te Appingedam, die deze gemeente van 1899 tot 1904 gediend heeft; naar aanleiding van Gen. 28 : 22a. In een woord vooraf, verbonden aan Ps. 47 : 10, deelde de tegenwoordige predikant G. J. van der Flier Jr. beknopt de geschiedenis mede, die tot het ontstaan van het kerkgebouw geleid heeft. Bij Kon. besluit van 13 Maart 1809 werd de groote kerk, meer dan 200 jaar in het bezit der Hervormden, door Lodewijk Napoleon toegewezen aan de Roomsch-Katholieken, gelijk op verschillende plaatsen in Twente geschiedde, terwijl aan de Hervormden eene som werd gegeven tot stichting van een nieuw gebouw. Nadat de moeilijkheden waren overwonnen, werd de eerste steen gelegd op den 12en Juni van dat jaar door A. Vosding van Beverforde, Hofmeier van het Hof Ootmarsum en H. K. Cramer, Baljuw van Twente, en den 24sten November 1811 werd de nieuwe kerk ingewijd des morgens door ds. P. Immink, die de gemeente bepaalde bij Mt. 21 : 13, en des namiddags door ds. H. Weddelink, die sprak over Ps. 122 : 1. Bij de jongste restauratie, die verleden jaar plaats vond, kwam aan het licht, dat de kansel dateert van 1614; het orgel bestaat reeds van vóór 1650. De gemeente, die in de verstrooiing leeft, toonde door een bizonder groote opkomst hare belangstelling in dezen dag.
 De som, die de Protestanten voor den bouw van een nieuwe kerk uit de schatkist kregen, bedroeg f 12 600. Ook behielden ze de beide pastories, de banken, preekstoel, boeken en de meubelen der kerk.


Vervolg Advertentiën.