Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/103

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 83 )

dunkt ten minſten, dat zij veel zouden kunnen uitvoeren, om hunne Gemeentens hierömtrent neder te zetten.

Priester. Op veele Dorpen hebben de Priesters minder te zeggen, dan Gij denkt. – Het is waar, dat 'er eenigen zijn, die hier zeer ſterk zich mede bemoeid hebben, als bij voorbeeld: die van Deurne, Best, Woenſel en Tongelre; doch ver de meesten veröordeelen zeer ſterk het gedrag onzer Geloofsgenooten, maar zij kunnen alles niet dwingen. Wij hebben nu, ſedert weinige jaaren, zoo veel invloed niet meer op onze Gemeentens, dan gij wel denkt.

Ik. Dit laatſte kan zeer wel waarheid weezen: doch ik geloof, en men zegt het ook: dat veele Priesters in ſtilte het Volk opruiën, wijl zij het wel gaarne zoo zagen, doch zichzelven anders, om bijzondere redenen, ſchuil houden.

Priester. Ik ſpreek dit niet tegen, wat eenige weinigen betreft, doch omtrent allen gaat dit niet door. Ik kan U op mijn Priesterlijk woord verzekeren, dat 'er veelen met mij geene heiligheid in eene groote Kerk ſtellen. – Ik hou mij aan het gezegde der H. Schrift in het Euängelie van St. JAN: dat God overäl in Geest en waarheid kan gediend worden.

Ik. Wenschlijk ware het, dat alle Roomschen – dat alle Priesters zoo dachten!.... en....

Priester. Even zoo wenschlijk, dat die Wet omtrent de Kerken ware achter gebleeven; nimmer zou 'er dan zoo veel haat en verbittering in de Majorij plaats gegreepen hebben, als tegenwoor-

dig. —
F2