Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/107

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(87)

rug te brengen, ſchoon zij zien, dat de Hervormden, die zich hier niet aan ſtooren, evenwel blijven voordleeven; doch de Doop der Hervormden is ook een Ketterſche Doop, en dus nog minder of erger dan geen Doop, en derhalven kan men van dezelve geen gevolg tot de Roomſchen afleiden, op deeze wijze denken zij over den Doop der Proteſtanten. Had dit geval altijd zijne zekerheid, en ging het altijd door, hoe gemaklijk kon men dan iemand, dien men gaarne kwijt was, naar de andere waereld helpen. – Men zou immers zeggen, mijn Vriend! dat de Roomſchen zelfs de ongegrondheid van dit gevoelen zouden doorzien, want het Doopſel, dus ſpreeken zij, neemt alle Zonden weg, en zuivert alle ſmetten der Ziel; en tevens zou hetzelve iemand dooden, dan zou het te gelijk goed en kwaad doen. – Welke domme tegenſtrijdigheid!! – Dan – wat kan het dwaaze bijgeloof den menſchen al niet diets maaken? – !....

Nu eindig ik deeze letteren, om bij de eerſte gelegenheid weder de pen op te neemen, en U dan meer te ſchrijven. – Denk, terwijl Gij deezen leest, eens aan uwen beſtendigen, onveränderlijken en getrouwen

Vriend. 
VIJF-
F4