Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/111

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 91 )

het Lijk uit het Huis op de Doodsbaar, die voor de deur ſtaat, gedraagen is, knielen de draagers rondöm dezelve neder, prevelen hun Gebed voor de rust van de Ziel des Overledenen, en brengen, onder het Bidden geduurig een glas Jenever aan elkanderen toe, en zuipen, al Biddende, om te ſcheuren, zoo dat zij zeer dikwijls, dronken en waggelende, het Lijk naar het Graf brengen. Het is te verwonderen, dat zij niet dikwerf met Kist en Dooden ten onderſten boven tuimelen).

De Inwooners van Osch zijn door de geheele Majorij zeer berucht wegens hunne liefhebberij voor het vechten met een Mes, doch zulke vechtpartijën waren hier eertijds meer in zwang dan tegenwoordig, [ſchoon 'er echter weinige Kermisſen en Jaarmarkten voorbij gaan, waaröp niet met het Mes gevochten word.] Ik zag hier verſcheidene menſchen, die nog de ſpooren van hun vechten op hun gezigt droegen. [Voor eenige jaaren woonde hier een Man, dien men den Gemeente's Kop noemde, buiten twijfel, omdat zijn hoofd en aangezigt, dat ijslijk doorkorven was, hem niet alleen als den voornaamſten voorvechter kenmerkte, maar ook omdat een ieder het recht, als het ware, had, om denzelven uit te daagen]. Men noemt in de Majorij de leedtekenen, die iemand in zijn gezigt, door het ſnijden met een Mes (op andere Dorpen word ook wel eens, doch onëindig zeldzaamer, met een Mes gevochten) heeft overgehouden, gewoonlijk: Het Wapen van Osch. Gij ziet dus, dat deeze ſnijdende

lief-