Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/119

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 99 )

Deeze plaats verlaatende ſtapte ik naar Berlikum, zijnde een levendig Dorp wegens den doortogt van alles, dat uit het land van Kuik, van Ravenſtein, het Graafſchap Megen, een gedeelte van Gelderland, Kleefsland en de Majorij naar 's Bosch gaat. Eene fraaië luchtige Kerk, verſierd met eenen taamlijk hoogen en ſpitzen tooren, midden in dit Dorp gelegen, zet aan hetzelve eenigen luister bij. De Kerkhof is omringd door eenen muur, boven belegd met blaauwe zerken; nergens in de Majorij zag ik zulk eenen prachtigen Kerkhof als hier. – Hier zijn ook verſcheidene Kasteelen en Buitenplaatzen, die niet onäartig zijn.

Nadat ik te Berlikum alles bekeeken had, wende ik mijnen gang over Hintham weder naar 's Bosch. Hier in deeze Stad denk ik mij nog eenigen tijd op te houden, om te zien, of ik nog iets, uwe aandacht waardig, hier voor U kan opzamelen. Ik verheug mij, dat ik mijne Reize reeds zoo ver weder ten einde gebragt heb; vooral ſtreelt mij het blijde vooruitzigt, dat ik, na niet zeer lange dagen, U in eigen perſoon van mijne onveränderlijke vriendſchap zal kunnen verzekeren.

Ik wil hier al weder eenige bijgeloovigheden der Roomſche Majorij-bewooners bijvoegen:

Toen in 1794. de Franſchen in de Majorij kwamen, hadden veele Inwooners geld en hunne beste goederen verborgen, doch de meesten hadden het in den grond begraaven, dit was voorzigtig en goed – maar men verkeerde in dien

dwaa-
G2