Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 101 )

gedaan met het leven van éénen der Huisgenooten. – Honden en Uilen moeten in de Majorij wel zeer verſtandig zijn, wijl zij voor Propheeten doorgaan; is dit zoo niet? doch laat mij niet ſpotten. – Dit bijgeloof heerscht zelf ook bij veele Proteſtanten, die zeker wijzer behoorden te weezen dan een domme Roomſche Majorijënaar.

Laat mij hier iets grappigers bijvoegen, het geen mij voor weinige dagen verteld wierd. – Te Zeeland, een Dorp in het land van Ravenſtein, niet ver van de Majorijſche grenzen gelegen, word St. {sc|Cornelius}} als de Beſchermheilig dier plaats verëerd; zijne beeldtenis, uit hout gebeiteld, ziet men aldaar bij de Kerk langs de ſtraat ſtaan, met dit onderſchrift: S. Corneli ora pro nobis. – Dit beeld, het geen hitte en koude, regen en zonneſchijn moest verdraagen, bezweek onder alle die rampen en verrotte – ach! arme Cornelius! hoe bitter was uw lot!! Nu moest 'er weder een andere weezen. De Priester gaat daaröp naar eenen Boer, koopt van denzelven een gedeelte van eenen Nooten-boom, om weder eenen anderen Cornelius te laaten maaken; dit geſchiede ook, men had nu weder eenen nieuwen Patroon, en men zettede onder denzelven het zelfde bijſchrift. De Boer liet van het overige gedeelte van zijnen Nooten-boom eenen Bak of Trog maaken, om zijne Varkens in te voederen; hij zag eindelijk ook den nieuwen Cornelius ten voorſchijn komen, ſtaande in de plaats van den ouden verrotten Heiligen,

met
G3