Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/130

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 110 )

Nobilis hac fosſa ſunt Hildewaris hic osſæ
De Rode et Beke Dominiæ, Rodæ Comitissæ.
Eccleſias hanc et de Beeck, quæ virginis Odæ
Translatus anno, fundavit ſeptuageno.
Van Amelroijën ſolus reſidens Everadus,
Est hic Canonici vice fungens atque Decani,
Huc fuerant de quo hæc primum clauſa ſepulchre
Ter ſepteno quingento tranſtulit anno:
Nam lapidum quadro tumulata ſub assere mure
Huius porticui iacebant vicinia templi.

Deeze Hilvaris of Hildewaris zou ook de Stichteres weezen van het Capittel der Kanonniken, dat oulings te Hilverenbeek was, en dit Dorp zou, gelijk ik U reeds gezegd heb[1], van haar zijnen naam ontleend hebben.

Nu het geen de Geſchiedenis van Oedenrode oplevert. – Veele bijgeloovige Roomschgezinde Schrijvers, die, in de domme tijden van het Bijgeloof, de levens van alle Majorijſche Heiligen beſchreeven hebben, maaken geen woord gewag van St. Oda, zij ſchijnen haar niet te kennen; daarentegen zwijgen anderen weder als een Mof van Hildewaris of St. Hilvaris, zoodat alles aangaande deeze Heiligen zeer onzeker is. – Ik voeg hierbij de Lotgevallen deezer plaats: – In 1542. wierd dit ſchoone Dorp geheel door de Gelderſchen in brand geſtoken. In 1572. wierd het door het Krijgsvolk van den Prins van Hol-

stein
  1. Vijfde Brief. Bl: 23.