Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/15

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
XI
VOORREDE.

bespot, geroemd en gepreezen worden. – Men leeze dan (en dit verzoek ik zeer Vriendlijk) dit Reisjen met aandacht, onpartijdig en niet bevooroordeeld, en men zal den Reiziger meer recht doen en hem gemaatigder beöordeelen:

Het oogmerk des Schrijvers is in dit Reisjen (dus zeide ik) even het zelfde als in het voorgaande, naamlijk: om zich, door Reizen, eenige verädeming en uitspanning, na langduurige en moeilijke bezigheden, te verschaffen; maar vooräl ook, om door het uitgeeven van het zelve te toonen, aan ieder een te toonen, dat het lot der Hervormden in de Majorij eer verslimmert dan verbetert. – In de daad! als wij alles overweegen – aandachtig overpeinzen, dan moet elk Menschenvriend, hij mooge dan eenen Godsdienst zijn toegedaan, dien hij wil, zich ten sterksten bedroeven, dat 'er in deeze dagen nog zoo veel haat, zoo veel bijgeloof, zoo veel ontmenschtheid, zoo veel vervolgzucht aan de grenzen binnen ons Vaderland heerscht; dan – ja dan zal men het den Reiziger niet ten kwaade duiden, dat hij hier en daar, zelfs bij herhaaling, ook in dit Reisjen iets op zulke daaden aanmerkt. – Wie zich niet schaamt slecht te handelen, die moet zich ook niet schaamen; dat zijne slechtigheden in het openbaar bekend gemaakt en gegispt worden.

Voor de waarheid deezer Reize kan ik veilig instaan. De Schrijver heeft alles naauwkeurig onderzocht, alles zelfs in persoon opgenomen. – Hij is in deeze Reize even weinig van de waarheid afgeweeken, als in zijne eerste; en dat zijn Reisjen in 1798. enkele waarheid bevat, blijkt hier uit, omdat nog niemand is verscheenen, die hem van leugens heeft beschuldigd, schoon men wel gedreigd heeft (dit weet ik van goeder hand), dat men tegen hetzelve schrijven en den Reiziger wel vinden zoude. Men kan de waarheid wel ontkennen, maar om dezelve te wederleggen, dit gaat niet; men heeft dit zeker gevoeld, en dus verkoozen liever hard te blaazen dan den mond te verbranden.

Zo iemand nog iets bijzonders aangaande Majorij bezit, dien verzoek ik vriendlijk, om hetzelve aan den

Druk-