Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/152

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 132 )

één Dorp zag ik denzelven met dat oogmerk verzamelen.

De Graanen, die hier geteeld worden, zijn voornaamlijk: Rog; Boekweit; verſchillende  oorten van Haver; Eeve (eene ſoort van zeer ligte Haver, die op zandige gronden, waar andere niet groeiën wil, zeer wel voord wil, en even daaröm zeer veel in de dorſte Streeken van Kempenland gezaaid word); men vind 'er minder Gerst; weinig Tarw, Spelt en Gierst. Ik zag in de Majorij een Gewas, Kermil aldaar genoemd, hebbende bijna Zaad als Tuinkers, het geen zeer goeden Olie oplevert. Ik vond hier verder: Hennip; Vlas; Spurrie (Spergula arvenſis), een allergezondst voedſel voor de Koeiën; Knollen; Peeën of geele Wortelen, waarvan ſommige luiden hier eenen zeer lekkeren en gezonden Sijroop bereiden; Knol- en Sloor- of Koolzaad voor Olie: Erweten; roode en witte Koolen, en op eenige Dorpen Hop. Vooräl ziet men hier veelërlij ſoorten van Aardäppelen, als: ronde, lange, gladde, hobbelige, roode, witte, geele, grijze, bonte, paarſe, zwarte, groote Americaanſche of Voeder-aardäppelen (in de Majorij Roomſche of Varkens- ook wel Wilde-aardäppelen genoemd) en de Conglomerated of Bedfortshire patates, die men hier Engelſche noemt. Elk Majorijënaar, hij zij zoo arm als maar mooglijk is, plant nogthands een plekjen met Aardäppelen, want men kan hier dit Gewas veel minder dan het Brood misſen. Eindelijk vond ik op enkele plaatzen de bekende

Schaars-