Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/155

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 135 )


EEN-EN-TWINTIGSTE BRIEF.

 Lieve Vriend S........!

Op mijnen uitſtap van hier naar Oedenrode enz. wierd mij verhaald, dat men te Helmond thands zeer te onvreden is, omdat men aldaar weder de uitgeweekene Brabandſche Geestlijken wil verjaagen; dit word van het Gemeen zeer euvel opgenomen, en het heeft aanleiding gegeeven, dat men aldaar verſcheidene ſchotſchriften heeft aangeplakt. Onder anderen wierd mij het volgende, dat men zeide bij die gelegenheid vervaardigd te weezen, opgegeeven; ik ſchreef het terſtond af, en geef U hetzelve, zoo als ik het ontvangen heb:

"Wee! u, kromme Paapen-jaagers!
Helsch gebroed en menſchen-plaagers!
Met uw' aanhang hier beneven,
Zal men loon naar werken geeven."

Ik zal hier geene aanmerkingen bijvoegen als alleen deeze: – waren die Geestlijke Proteſtanten, ô! met hoe veel genoegen zou men dan dezelve vervolgen, dezelve zouden geene schuilplaats kunnen vinden in de Majorij voor het hol hunner voeten, maar nu, omdat deeze Roomsch

zijn,
I4