Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/182

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 162 )

toond?? – Meer wil ik U thands niet vraagen, mijn Vriend! —

Nu weet ik voor het tegenwoordige bij deezen brief niets meer bij te voegen, ik kan mij ten minſten op dit oogenblik niets meer herinneren. – Straks, zoodra ik mij gekleed heb, loop ik den Wal nog eens rond, dan gaat ik eeten, en na het middagmaal, zo het weder zich ſchikken wil, gaa ik naar Vucht een kopjen Thee drinken; deezen avond breng ik in het Koffiehuis door, want ik moet de Bosſchenaars nog eens hooren praaten en zien ſpeelen. Zie daar! nu weet Gij, wat uw Vriend heden doen zal. – Overmorgen vertrek ik zeker van hier, en morgen krijgt Gij den laatſten brief van mij, zo ik heden nog wat ontdek, anders is deeze de laatſte. – Ik ben hartlijk blijde, dat ik deeze Reize door de Majorij weder zoo gelukkig ten einde gebragt heb. Dezelve heeft mij veel genoegen verſchaft, en nog grooter zou dat genoegen geweest zijn, wen ik had moogen ondervinden, dat in de Majorij thands meer verdraagzaamheid dan in het voorleden jaar woonde, maar helaas! alles is hierömtrent nog hetzelfde en in veele ſtukken nog erger. Dezelfde Domheid, Bijgeloof, Dweepzucht, Godsdienst-haat, Vervolging enz. heerscht 'er nog even ſterk, en zij zullen 'er wel altijd voordduuren; nimmer komt hierïn eenige verändering, of 'er moet een Wonderwerk geſchieden. – Doch geduld! – Ik moet deezen brief digt maaken, want oogenbliklijk rijd de Post af. – Binnen

wei-