Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/186

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 166 )

en Godsdienst-haat bekend te maaken. Ik zal U hetzelve in die orde (zeer zelden heeft in de geſprekken eene juiste orde plaats) ſchetzen, waarin wij onze ge{ls}}prekken gehouden hebben.

Hier te Vucht (ik geef U alles, zoo als ik het ontvangen heb) heeft een zeker kaerel den Leeräar der Hervormden volſtrekt uit zijne wooning willen zetten, zeggende: dat de Predikant weg moest en hij in de Pastorie zou gaan woonen, wijl de Predikant reeds lang genoeg in dat huis gewoond had. Weinige dagen, nadat die kaerel veele brutaliteiten, met de ijslijkſte vloeken en ſtampen op de deur had gepleegd, kwam hij op een avond weder met een geweer, eiſchende op dezelfde wijze, dat de Predikant het Huis zou verlaaten. Dit alles geſchiede in het laatst der Sprokkelmaand van dit jaar. – Men zegt ook, dat die zelfde ſlechte kaerel, een dag of twee na dit voorgevallene, in eene Herberg kwam, waarïn de Drost, zijnde een Roomschgezinde van belijdenis, benevens nog andere belijders van dienzelfden Godsdienst en één Proteſtant, een glaasjen Bier zat te drinken, dat hij toen geweldig op de Hervormden begon te ſchelden, en tot dien Proteſtant zou gezegd hebben: "Gij hebt mij eens gevraagd, wat dat voor Asch is, waarvan wij op Aschdag een Kruis voor het Hoofd krijgen (die Proteſtant wist niet, dat hij daar ooit over geſproken had), ik zal het U zeggen: "Dat is de Asch van dat Hout, waaröp Luther en Calvijn verbrand zijn."" – – Dit verwekte een algemeen gelagch, en hij ging

hier-