Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/216

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(196)

dikant antwoorde: "Dat hij wel deeglijk meende daar recht op te hebben, nadien de Kerk nog aan de Hervormden toebehoorde." – Dit door den Gerechtsbode der Regeering aangekondigd zijnde, bragt hij den Predikant het antwoord te rug, dat de Preſident gezegd had: Laat hij het dan eens bezien! – Hieröp zond de Predikant den Bode andermaal aan de Regenten, om uit zijnen naam te vraagen: "Of zij hem de begraving van het Lijk volſtrekt verbooden? zo ja! dat zij dan zulks in geſchrift zouden verklaaren." – De Bode te rug komende bragt ten antwoord: Dat Regenten ja volſtrekt verbooden, de begraaving te doen. Hieröp beſloot de Predikant, om alle verdere moeilijkheden te voorkomen, om met de begraaving dien avond niet voord te gaan, te meer, wijl men onder het Volk mompelde, om de begraaving met geweld te beletten, en zo men zich verſtoute, om het evenwel te doen, het Lijk dan wel eens voor des Predikants deur konde ſtaan. – Men zegt: dat de Dorps-dienaar en een Schepen tusſchen de Kerk en de Predikants Wooning wandelden, als ook vier Perſoonen met Geweeren gewapend. – Denzelfden avond begaf zich de Predikant naar de Regenten, welke hem onder andere zeiden: "Dat zij Schepenen wenschten, dat die zaak niet was voorgevallen, nadien 'er zulke groote beweeging over in het Dorp ontſtaan was; dat wanneer zij het al zouden willen toeſtemmen, de Inwooners 'er zich tegen zouden verzetten. – Ja!" zeide de

Drost