Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/252

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 232 )

groote veröntwaardiging over de Roomſchen in dat Land, geleezen; ja! met nog grooter genoegen heb ik ze herleezen, wijl ik niet zeer lang geleden een' Brief van mijnen Majorijſchen Vriend, welken ik gevraagd had, of alle gevallen, die UE. aangaande de bijgeloovigheden enz. in de Majorij verhaalt, waarheid waren, heb ontvangen, en hij antwoorde mij: "Ja! 'er is geen vingerbreed in dezelve van de waarheid door den kundigen en naauwkeurigen Schrijver afgeweeken." Hij voegde 'er (ik had mijnen Vriend hier ook over gevraagd) bij: "Ik weet, dat men te ..... eenen Zerk uit de Kerk heeft geſmeeten, waaröp alleen ſtond:

D. O. M.

Hier ligt begraaven ......
Erfsecretaris te .... en ........ enz.

en ook heeft men den Grafkelder Onder dien Zerk geheel en al uitgebroken, omdat in denzelven eenige Hervormden lagen begraaven." – Ik ben het daaröm volſlagen met UE. eens, waarde Heer Reiziger! dat men uit de Roomſche Kerken, om de gelijkheid, waaröp de Roomſchen zoo ſterk aandringen, ook de Beelden moest removeeren; want dit ſtrijd zeker tegen de gelijkheid; deeze zijn gewis ook Eeretekenen.

Men moest verder ook, gelijk mijn Majorijſchen

Vriend