Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/256

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(236)

sprong, en met zijnen Knecht naar den Nijmegenaar roeide. Op denzelven gekomen sloegen en stampten zij den onschuldigen Schipper zóó ijslijk, dat hij levenslang eenen stijven Arm zal houden; hier mede nog niet ten vrede, pakken zij ook deszelfs Vrouw, die hoog zwanger was, slaan en trappen haar zóó jammerlijk, dat zij van een dood Kind bevallen is, en het vuur, zoo men zegt, in de borst gekreegen heeft. Hij vaart thands nog onverhinderd; doch 'er zijn echter, zo men waarheid verhaalt, getuigen tegen dien Ommensch gehoord.

Te Driel, drie uuren van ′s Bosch in den Bommeler-waard [ik voeg dit hier bij, omdat Majorijënaars hier in de voornaamste rol gespeeld hebben], was een Hervormde met eene Roomsche Vrouw onder deeze voorwaarde getrouwd, dat alle Kinderen, die zij kreegen, Hervormden zouden worden. Beiden sterven. Zij stellen over hunne 3 a 4 kleine Kinderen eenen Hervormden tot Voogd aan; deeze leid die Kinderen, volgends geslooten verdrag, tot den Hervormden Godsdienst op. De Roomschen te Driel laaten niets onbeproefd, om die Weezen tot hunnen Godsdienst over te haalen; maar niets wil lukken. Daaröp koopt men een' Roomschen Kraamer, die te ′s Bosch woont, en met zijne Koopwaaren dikmaals te Driel kwam, om, om die Kinderen van hunnen braaven Voogd te rooven, en hen naar een Roomsch Dorp, Uden, te brengen. Dit is ook door hem ten uitvoer gebragt;

doch