Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/27

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

(7)

Paus, deeze vraagde hem, of hij, als Luther en Calvijn eens wierden opgegraaven, dan deeze lijken wel zou weeten te onderscheiden, en hij gaf ten antwoord, dat hij Calvijn wel zou kennen aan het brandmerk, dat hij op zijnen rug had. – Wat dunkt U van deeze schaamtelooze leugen, die men het domme volk als eene zuivere waarheid op den mouw spelt? – Onder de Roomschen in de Majorij gaat ook een spreekwoord in zwang, het geen ik wel eens de kinderen langs de straaten hoorde schreeuwen:

 "Jan Calvijn is in de hel;
 "Dit weeten al de Geuzen wel."

vervolgends ging ik over den Kaatsheuvel, zijnde een gehucht, dat eigenlijk onder Loon op Zand behoort, naar dit laatstgemeld Dorp. – Op den Kaatsheuvel woonen veele zwavelkramers, welke overäl heenen zwerven met eene mande vol zwavel-stokken op den rug, om die te verkoopen; dit is eene ellendige koopmanschap, en evenwel winnen zij 'er den kost mede, want zij bedelen, als zij iets verkoopen, nog altijd om wat eeten op den koop toe; en dit wordt hun zelden geweigerd. – Ontmoet men ergens eenen zwavelkramer, en vraagt men hem, of hij niet op den Kaatsheuvel woont, dan antwoord hij altijd: neen! maar te Loon op Zand. Wat hier van de reden zij, weet ik niet, of zij moeten zich schaamen, wijl de inwooners van dat gehucht bij de Majorijënaars den besten en eer-

lijk-
A4