Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

(16)

 "Schone morgen! daauw bedekt het kruid met droppen,
 "Morgenrood verlicht der boomen hooge toppen,
 "Rondöm vangt reeds elk den lieven arbeid aan –
 "'k Zie thands hier in 't loof de Spinnen vlijtig weeven,
 "'k Zie daar ook de zwaluw langs de daken zweeven –
 "O! – wat ben ik toch een regt gelukkig man,
 "Dat ik dit zoo goed – zoo wel gevoelen kan – !"

Ik verliet Oosterwijk, zeide ik, in den vroegen morgen, en wandelde over Heukelom, waar ik niets aanmerkelijks, als eenen watermolen op het riviertjen de Leije, beschouwde, naar Moergestel, een Dorp aan de Nemer gelegen. – Hier at ik, om, na gehouden middagmaal, mijne reize naar Tilburg voord te zetten.

Te Moergestel is eene fraaië Kerk en tooren. 'Er wierd hier eertijds, en buiten allen twijfel, ook nog tegenwoordig, van de Roomschen een onbekende Heilig of Heilige, welke, volgends het verhaal der Roomschgezinden zelf, in geenen Almanach, Legende of Martelaars-boek gevonden wordt, gediend. Zijn naam is Everlinus of Everlina, want men weet niet, of hij een man of vrouw geweest is, ik zou hem dus liever Sint Onbekend, of in het Latijn S. Ignotus, dit klinkt nog wat heiliger, noemen. Het gaat den Belijders van den Roomschen Godsdienst even als den ouden Atheniënsers, welke ook, om toch niemand te vergeeten, eenen Onbekenden God den wierook toezwaaiden, en hem offeränden slagteden – De Atheners rigteden eenen altaar op voor eene hun onbekende Godheid, en de Room-