Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/41

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd

(21)

der dezelve) zijn van Kaartspelen, van Bacchus en Venus, hierdoor word dit onderzoek nimmer te werk gesteld.

Ik. Dit is verwonderlijk. – Hoe kan een volk zoo dom, zoo dwaas, zoo blind weezen. Ik twijfel geenzints, of 'er zijn (de goeden niet te na gesproken) onder de Priesters veele liefhebbers van Wijntjen en Trijntjen. – Het zou een wonder weezen, dat allen, die reeds in hunne vroege jeugd tot Priesters worden opgeleid, juist zulke luiden zijn, die geene menschlijke aandoeningen bezitten. Is dit zoo niet?

De Onbekende. Twijfel hier maar geen oogenblik aan! Ik verhaal U niets dan waarheid, welke ik voor de geheele waereld altijd kan en wil staande houden.

Onder deeze gesprekken waren wij eer te Tilburg, dan wij zelfs wisten. De vriendijke Onbekende reed, na dat wij met elkanderen een glas wijn genuttigd hadden, naar Breda; ik bedankte hem alvoorens voor zijne goedheid, hij mij voor mijn gezelschap, mij tevens eene aangenaame reize en gelukkige wandeling toewenschende. Ik bleef hier, en denk mij hier eenige dagen op te houden, eer ik verder wandel. Nu mag ik deezen brief wel sluiten, want hij is, dunkt mij, groot en ook belangrijk genoeg; Gij hebt immers wel brieven reeds van mij gekreegen, en zult 'er ook nog wel ontvangen, die in ver na niet zoo gewigtig waren of zijn zullen als deeze is, ik heb mij dus genoeg afgesloofd, om U alles zoo op het papier te brengen. Hier leg ik dan de pen neder,

om
B3