Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/61

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

(41)

heden eens naar Waalre; ik zag daar niets bij zonders als eene Kasteel, een Kerk, een' Molen en nog een' Molen op de Dommel, voor het overige is Waalre geen schoon Dorp, ik keerde van daar over Aalst weder herwaards. – Het Dorp Aalst strekt zich in de lengte ver uit, en men heeft in Kempenland een spreekwoord, als men iets, dat lang en niet breed is, wil aanduiden: lang en smal gelijk Aalst. Eertijds woonden in dit Dorp veele voerlieden, die met hunne karren, met koopgoederen gelaaden, overäl heên reeden, en daardoor dit Dorp zeer welvaarend maakten, zij wierden gewoonlijk genoemd: de pracht van Aalst, thands heeft dit geene plaats meer, en derhalven vervalt dit plaatsjen hoe langer te meer. – Kort na den ondergang der zon kwam ik weder hier aan. Morgen of overmorgen, gelijk ik zoo even zeide, verlaat ik Valkenswaard en dus Kempenland, en dan wandel ik naar Budel.

Eer ik deezen sluit, moet ik hier nog iets bijvoegen. De Hervormden in Kempenland zijn voor het grootst gedeelte onder elkanderen vermaagschapt; dit komt, zegt men, omdat eene zekere Vrouw, die men nog spotswijze de Geuze Els noemt, zeer veele Kinderen naliet, welke zich alle in Kempenland, de een hier, de ander daar, nederzetteden en vermenigvuldigden. Hier van het spreekwoord, dat denklijk van Roomsche afkomst is, want het verraad veel bitterheid:

"De
C5