Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/77

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 57 )

Niet ver van Liessel, doch nog onder het rechtsgebied van Vlierden, ging ik voorbij eene soort van Buitenplaats, ik las op de Poort: De Hazeldonk, Jagthuis. Te Liessel in eene herberg een glaasjen Bier drinkende, vraagde ik wat dat toch voor een huis ware, en mij wierd het volgende ten antwoord gegeeven: "Dat is het verblijf van den Heere van Vlierden. Hij laat onëindig veel op dat goed arbeiden; hij plant 'er ontzaglijk veel boomen, waar hij nimmer eenig voordeel van kan hebben, want het hout is in deeze streeken bijna niets waardig; het land is 'er zeer zandig en dus onvruchtbaar, zoodat het naauwlijks de kosten oplevert, die 'er jaarlijks aan gedaan worden. – " Genoeg hiervan, want wat raakt het mij, of een landgoed vruchtbaar is of niet – niet waar?

Te Deurne hebben de Roomschen, hoe zeer hun Priester (ik heb hem U voorleeden jaar leeren kennen) ook gewoeld heeft en nog woelt, de Kerk der Hervormden nog niet. In de maand Februarij jongstleeden kwamen hier omtrent vijftig Franschen, om gevlugte Brabanders te zoeken en op te pakken; zij gingen toevallig in de Kerk der Hervormden, zagen daar den geheelen poppenwinkel, door den Priester reeds in voorraad in dezelve geplaatst; zij hieuwen verscheidene beelden de neuzen of ooren af, en beschadigde bijna alles; de Roomschen zagen, toen de Franschen weder vertrokken waren, dit heiligschennis (zoo beschouwde men deeze daad) bijna met krijtende oogen, raapten alle stukken en brokken met be-

droef-
D5