Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/81

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 61 )

van Deurne en het Dorp Bakel afgebrand zijn. – Dus heeft ook op deeze Dorpen het Oorlog gewoed!.....

Ik vergat U twee staaltjens te melden van de heerschzucht en haat van den Roomschen Priester te Deurne. – Hij heeft, zegt men, op zijne wijze een Liedjen berijmd, waarin hij zegt: dat 'er buiten de Roomsche Kerk geene zaligheid is, en dat alle Hervormden verdoemd zijn. Dit Liedjen zou hij in eene openbaare herberg, in tegenwoordigheid van zeer veele menschen, zelfs van eenen Protestant, gezongen, en, na hij dit vloeklied had uitgebalkt, den Protestant hebben toegeduwd: dit zeg ik en dit hou ik staande!

In het begin van dit jaar overleed de Secretaris deezer plaats, men durfde hem, een Hervormde zijnde, en schoon de Kerk nog in het bezit der Hervormden is, niet in dezelve begraaven, zonder 'er eerst verlof toe te verzoeken van de Kerkmeesters, die Roomsch zijn; deeze durfden zulks niet toestaan, zonder 'er alvoorens den Priester over gesproken te hebben. – Wat zou men nu doen? men moest afwachten, of het Heeröom zou bevallen of niet. – Hij gaf 'er gelukkig verlof toe, alhoewel hij nog volstrekt geen recht op de Kerk had; bepaalde en wees tevens de plaats aan, waar de Secretaris zou begraaven worden. Had deeze bittere Kerkbaas eens neen gezegd, dan had niemand zich durven verstouten, om dien Man in de Kerk te begraaven, alhoewel de Hervormden hier nog in het vol bezit hunner Kerk zijn. – Zie! zul-

ken