Pagina:Tweede reize door de Majorij van 's Hertogenbosch.pdf/92

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
( 72 )

 
 De nijv're Landman, vrolijk zingend,
 Drijft reeds het kouter door den grond —
 Der vog'len-zang galmt door de Wouden
 In deezen schoonen Ochtendstond.
 
 Hoe heerlijk — Schepper zijn uw Werken!!
 Gij zij het leven der Natuur —
 Gij geeft der starren licht en schoonheid,
 En aan de Zon een koest'rend vuur.
 
 Gij schiept de Maan, om 's nachts te lichten —
 Den wind verbind Ge aan uwen wenk —
 Gij zend ook 's nachts den daauw op aarde,
 Opdat hij kruid en bloemen drenk'.
 
 Gij hebt der Bergen stof gewoogen,
 En ’t Goud verborgen in het zand —
 Het firmament, gehuld in wolken,
 Houdt Gij door Uwe magt in stand. —
 
 De visschen in de Zee en stroomen
 Zijn, door uw' handen, voordgebragt —
 De dieren, vog'len, al 't geschap'ne

 Zijn blijken uwer groote magt.

De