f61v
Abysay nam met hem
kolom a
Dat starcste volc van iherusalem
Ende amasa quam hem teghemoete
Dien begaedde[1] ioab onsoet
10535Want hi heeft dien vermort
Hi ende abysay voeren vort
Ende belagen den valschen syba
In ∙i∙ stat hiet abela[2]
Die porters maecten ∙i∙ verdinc[3]
10540Datmen ginder syba vinc
Ende worpen ioab dat hoeft neder
Dus keerden si ten coninc weder
Daer gaf david die constavelie
Echt ioab van sire partie
Echt wert david vechtende mee
Up dat volc van filiste
Daer hi so vacht als ict las
Dat hi bina gevlone[4] was
Doe versach dat ∙i∙ gygant
10550Hiet iesbidenop[5] als ict vant
So was siin broeder golias
Van vader ende moeder siit seker das
Hi hadde daer den coninc doot
Mar datter abysay tusschen scoet
10555Ende versloech daer dien viant
Orpha[6] als ict vant
Droech iiii gigante lese wi
Iesbidenop ende sephi[7]
Ende golias dit waren drie
10560Den vierden hordic nomen nie
Mar xii vingeren ende xii teen
Hadde die gene wet voer een
David sloech goliase doot
Die so starc was ende so groot
10565Sire zuster sone abysay
Sloech den andren lesen wi
Die vierden sloech davids broeder soene
Dat was als wi lesen degone
Met xii vingeren ende xii teen
10570Ionathas wet voer een
Davids neve diene versloech
Davids gheslachte was strc genoech
∙I∙ hiet effron[8] van davids magen
Dus horic iosefus gewagen
10575Daert al vlo van sire side
Bleef allene in den stride
Ende vellede der viande sovele
kolom b
Dat si vloen in den niit spele[9]
Mar dor die vrese die david
10580Hadde gehadt in genen striit
Van iesbidenop den gygant
Swoeren desine altehant
Dat hi nembermeer ingenen tiden
Soude vasren tenigen stride
10585Want sine doot ware al te fel
Alle dien van israel
Doe david in elke side[10]
In rusten was van allen stride
Maecti den zouter[11] zonder waen
10590Daer hondert en ∙L∙ salme in staen
Ende ii dusent verse en sesse
Dus eist geset in ware lesse
Ende menich instrument van musike
Daermen scone up mochte striken
10595Om gode te diene van hemelrike
Wart geseit van den coninc rike
Nu hort bi davite waren
Die starcste vander iodscher scaren
Die bi daghe ende bi nachte
10600Van sinen live hadde de wachte
Xxxvi ware uut vercoren
Mar die sesse gingen te voren
Ende van den sesse wasser drie
Ut genomen ghelovets mie
10605Die eerse die hiet nesboas[12]
Diere ccc als ict las
Met ∙i∙ haecs[13] liede versloech
Dit was vromicheit[14] genoech
Eleazarus[15] hiet dander sterke
10610Davids oems soen als ict merke
Die sloech so vele tenen tide
Die filistene tenen stride
Dat hem die rechterhant ende tswaert
Tegader bestorven[16] waert
10615Ende hie di hant oec niet en conde
Ondoen in ene lange stonde
Die derde symeya[17]
Doe althere vlo verre ende na
In enen striit alsmen ons telde
10620Bleef hi allene upten velde
Slaende doot die filistiene
Bi hem wonnent de sine so siene
- ↑ begaedde: vab begaden: in een slechte toestand brengen: toetakelen, mishandelen.
- ↑ abela: (ebela) Abel-Bet-Maäka (Vulg./Hist.Schol. Abela), stad in Galilea. Bijbel: 2 S 20:14-15, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XIX
- ↑ verdinc: overeenkomst
- ↑ gevlone: Vlieden, vluchten, de wijk nemen, ook ontvluchten.
- ↑ iesbidenop: Jisbibenob (Vulg. Iesbibenob, Iesbidenob Hist.Schol. Jesbibenob), Filistijn uit het reuzen-geslacht van Rafa, verslagen door Abisai. Bijbel: 2 S 21:15, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXI
- ↑ orpha: Rafa (Vulg. Arafa Hist.Schol. Arapha), stamvader van vier Filistijnse reuzen (onder wie Goliat) in de Rijmb. hun stammoeder. Bijbel: 2 S 21:16, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXI
- ↑ sephi: Saf (Vulg. Saph, Saphai, Seph Hist.Schol. Sephi), reus, afstammeling van Rafa. Hij werd verslagen door Sibbekai, een van Davids helden. Bijbel: 2 S 21:18, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXI
- ↑ effron: Efron (Hist.Schol. Ephron), een van de helden van David. De naam, die niet voorkomt in de bijbel, werd door Comestor ontleend aan de Antiquitates van Flavius Josephus: Aliud quoque prealium similiter fuit in Gob, in quo secundum Josephum apparuit vir fortis Ephron, cognatus David (...) (Jos.Ant., ed. Loeb, VII, 12,2). Vijbel: Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXI
- ↑ effron: Efron (Hist.Schol. Ephron), een van de helden van David. De naam, die niet voorkomt in de bijbel, werd door Comestor ontleend aan de Antiquitates van Flavius Josephus: Aliud quoque prealium similiter fuit in Gob, in quo secundum Josephum apparuit vir fortis Ephron, cognatus David (...) (Jos.Ant., ed. Loeb, VII, 12,2). Vijbel: Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXI
- ↑ side: hier in de betekenis van partij
- ↑ zouter: psalter, boek der psalmen
- ↑ nesboas: (ietboas of iesboas): Maerlant heeft op basis van Hist.Schol. ‘Paralipomenon vocat eum Jesboam’ de vorm Jesboam ten onrechte (bewust -i.v.m. het rijm?- of onbewust) naar een nominatief iesboas gereconstrueerd. Het had iesboam moeten zijn. In deze versie is de naam dan nog verkeerd gekopiëerd als nesboas. Jasobam (Vulg. Iesboam Hist.Schol. Jesboam), overste van de helden van David. Bijbel: 1 Kr. 11:11, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXII
- ↑ haecs: bijl
- ↑ vromicheit: dapperheid
- ↑ eleazarus: Elazar (Vulg./Hist.Schol. Eleazar), een van de helden van David. Bijbel: 1 Kr 11:12, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXII
- ↑ bestorven: in 2 Sam. 23:10 het het dat ‘zijn hand aan zijn zwaard kleefde’.
- ↑ symeya: Samma (Vulg. Semma), een van Davids helden. Hist.Schol. (...) Semma, quem Josephus Semeiam vocat. Bijbel: 2 S 23:11, Hist.Schol. Lib.II Reg. Cap.XXII