Naar inhoud springen

Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/163

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
f74r

Diemen maecte in sinen dagen kolom a
Ende doe men dwoech des coninx wagen
Lecten die honde daer siin bloet
12810Alse helyas die profete goet
Van hem vorseide als ict las
Na hem wart coninc ochosias
Siin sone daer ic nu af late
Iosafat voer sire strate
12815Te iherusalem wart segic u
Hem ghemoete die profete iehu
Diene scalt dat hi den quaden
Helpen sal ende staen te staden[1]
Iosafat hadde xxxv iaer
12820Als hi crone droech dats waer
xvi iaer droechi crone daer
Ins coninc achabs vierde iaer
So hadde hi die crone ontfaen
Selc leven leefdi sonder waen
12825Alse siin vader was ghelike
Int derde iaer van sinen rike
Hiet hi die papen enten heren
Dat si die wet souden leren
Den volke also daer toe behort
12830In siin rike in elke port
Die arabine[2] entie amonieten
Ende daer toe mede die moabiten
Die doe quamen in sinen tiden
Indat lant van iuda striden
12835Omtrent engaddi in die stede
Ende iosafat dede sine ghebede
Doe troesten ∙i∙ profete wel
Zacharias[3] sone asael
Ende hi sprac aldus tehem
12840O iuda ende iherusalem
Trect margiin uut siit onvervaert
God sal met u siin indie vaert kolom b
Doe versloechi sine viande
Ende verdreefse uten lande
12845Vort meer bleef hi goet man
Die van edom waren nochtan
Met tsense[4] onder iosafat
Want david dwancse an dat
Oec sende hi scepe in offier[5]
12850Om gout dat leesmen hier
Die in asia gabra[6] braken
Die scade van deser saken
Vorseide hem eleazarus wel
Om dat hi in israel
12855Met ochosia wel was vrient
Hier sprac hi heefstu der doot verdient
Doe starf die coninc iosafat
Ende men groevene in davids stat
In sinen tiden wi lesen dus
12860Was silius carpentus
Die ∙ix∙ vanden latinen
Van enease ende van lavinen
Ende tien tiden wi lesen dus
Silius tyberus
12865Die indie tybre verdranc
Soe hieter na als ict vant
Te voren hiet soe albula[7]
Die ∙ix∙[8] silius agrippa[9]
Dese iii coninge als wiit horen
12870Deen achter dander voren
Droegen crone in alba die stat
Tien tiden dat was iosafat
Nu segic vort verneemt wel
Vanden rike van israel
Achabs sone ochosias
Die in samaria coninc was
Ontfinc drike dats waer
In iosafats xvii iaer
Ende hi leide selc leven als die vader
12880Entie moeder bede gader[10]

Insinen tiden weetmen wel
Verloren die van israel
Dat bewanc vanden moabiten
Dat mogen si sire quaetheit witen
12885Want ochosias viel ∙i∙ val
Daer hi af siec was ende qual

  1. staden: toestaan
  2. arabine: arabieren
  3. zacharias: Zekarja (Vulg. Zacchariae (gen.) Hist.Schol. Zachariae (gen.)), vader van de profeet Jachaziël. Hij leefde ten tijde van koning Josafat. Bijbel: 2 Kr 20:14, Hist.Schol. Lib.IV Reg. Cap.XL
  4. tsense: schatting, cijns.
  5. offier: Ofir (Vulg./Hist.Schol. Ophir), plaats in Zuidwest-Arabië, bekend om het goud dat er vandaan kwam. Bijbel: vgl. 1 K 9:28, Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XXXV
  6. Ezion-Geber of Asiongaber was een stad in Edom (Idumea), een haven in het noordelijke deel van de golf van Akaba, in de regio van het moderne Akaba en Eilat.
  7. albula: Albula (Hist.Schol. Albula), oude naam van de rivier de Tiber. Bijbel: Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XL
  8. ix: in een andere versie van de rijmbijbel staat wel degelijk 11: Dellefste siliuius (l. siluius) agrippa. Rijmb. p. 310-311, r. 33-1, West-Vlaanderen, 1285
  9. silius agrippa: Agrippa Silvius, volgens een al in de vroege oudheid geschreven (maar niet historische) lijst de elfde koning van Alba Longa.
  10. Hier eindigt 1 Koningen zonder dat het in de rijmbijbel wordt aangemerkt, zelfs niet door een initiaal.