Naar inhoud springen

Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/19

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
f2r

                                                  
Vader sone heylich gheest kolom a
Enich god sonder begin
Gheeft mi hulpe ende volleest[1]
Ende gratie in mijn begin
5Dat ic vinden moete wort
Scone ende rime goet
Daer ic bi moghe bringen vort
Dat mi hogest leyt in minen moet
Maria moeder der ghenaden
10Moeder der ontfarmicheyt
Ghi hebt den menigen beraden
Ende ghetroest van sericheyt
Helpt mi met uwer bede
Dat ic ghewinne den heiligen gheest
15Die mi cracht ende moghenthede[2]
Verlene ende siin volleest
So ben ic al onverveert
Fraye rime te bringen vort
Van ere jeesten[3] die ic begeert
20Hebbe tontbindene[4] in dietsche wort
Scolastica willic ontbinden
Die dietsche wort uten latine
Vrouwe nu moeti u bewinden[5]
Troest te siin in mire pine
Nu marct ghi die hier in selt lesen
Wat nutscappe hier in sal wesen
Hier in vindi fauele[6] no boerde[7]
No ghene truffe no faloerde[8]
Mar vraye rime ende ware wort
30Hoe die tiit es comen vort
Sint die werelt eerst begonde
Toter wilen dat quam ter stonde
Dat ihesus karst te hemele clam
Ende onse menscheit ane nam kolom b
35Hier vindi reyne dach cortinghe[9]
Ende oec ware leringhe
Der no gheliict [10] dese ystorie
Dat marct wel in uwe memorie
Die bitter heeft buten die slume[11]
40Die scale so hard dat mense cume[12]
Metten tanden mach gewinnen
Mar al die soetheyt esser binnen
Want die bitterheyt vander jeeste
Dats die vroeste entie meeste
45Van lancheyt canment gegronden[13] cume
Dats die lancheyt vander slume
Die hartheit leget an die scale
Dat es dat nieman altemale
Verstaen mach wat die worde dieden
50Die suetheit daer af es datten lieden
Die recht verstaen ende minnen
Waerheit ende goet bekinnen
Dat sise gherne horen ende lesen
Daer mach geen verlies an wesen
Hort hoe god die werelt stichte
Enten troen metten sterren verlichte
Die lucht met vogelen visierde
Entie erde metten dieren vercierde
Ende die vissche int water maecte
60Ende alle goede dinc gheraecte
Ende hoe hi lest makede den mensche
Ende hoe hi hem alle wensche
Hadde ghemaect die hem bedurste[14]
Nu suldi horen sonder vurste[15]
65Ende gode bidden mit mi mede
Dat hi dor dese werdichede
Dat ic dichte van sire wet
Vergeve dat ic mi besmet
Hebbe in gelogenliken[16] zaken
70Die mi die lichtheit[17] dede smaken
Vander herten ende vanden sinne
Ende vander wereltliker minne
Ende hi die nidige verduwe
Die altoes versch es ende nuwe
75Ende talre stont siin daer toe gherust
Dat hem ember begripens lust
Miin ghedichte ende mine wort
Ghi nidighe merct ende hort
Ghi selt mi niet gederen connen

  1. volleest: Kracht, macht, vermogen vooral zedelijke of geestelijke kracht, zedelijke vermogens, als werking van de Heilige Geest.
  2. mogenthede: Macht, vermogen om iets te doen
  3. jeesten: Het verhaal van de geschiedenis van een persoon, een familie of een volk, vooral van historische werken, doch gezien waarheid en verdichting in de middeleeuwen daarin nog zeer nauw verbonden waren, wordt het woord ook wel eens toegepast op hetgeen wij romans zouden noemen. Ook meermalen voor de geschreven bron het geschiedverhaal, waaruit men put.
  4. ontbinden: Ontvouwen, verklaren, uitleggen, duidelijk maken, oplossen.
  5. bewinden: Zich bemoeien, zich inlaten met.
  6. favele: Sprookje, een verhaaltje, vandaar ook een romantisch verhaal, vertelsel. Het begrip 'onwaarheid' treedt nu en dan zeer sterk op den voorgrond
  7. boerde: Een verdicht verhaal, roman, ook vertelling.
  8. gene truffe no faloerde: geen flauwekul.
  9. cortinghe: Verkorting, zowel van concrete als van abstracte zaken. Hier dus bedoeld als manier om de dag te verkorten, aangenaam bezig te zijn.
  10. gheliken: Behagen, bevallen, aanstaan
  11. slume: Bast, van de noot ook schil, peul, dop, van vruchten.
  12. cume: Met moeite, nauwelijks, ter nauwer nood.
  13. gegronden: Eigenlijk peilen, de diepte van een water meten, meestal evenwel overdrachtelijk gebruikt: doorgronden, begrijpen.
  14. bedurste: Van bederven in de zin van behoeven, nodig hebben.
  15. Sonder vurste: zonder uitstel, onmiddellijk, onverwijld.
  16. logenlike: Op eene leugenachtige wijze, niet naar waarheid.
  17. lichtheid: hier bedoeld als lichtzinnigheid, lichtvaardigheid, ijdelheid, onstandvastigheid, wuftheid.