Naar inhoud springen

Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/29

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
f7r

Neen sprac god sone salt niet gaen kolom a
885Dit sprac hi dus in dere maniere
Als of hi seide dine sterfs niet sciere[1]
Mar wie so cayme vermort
Dus verstamen dese wort
Ende quiit[2] van keitivichede[3]
890Hem behort dit toe mede
Sevenvout sal hiit becopen
Dat meent god die tiit sal lopen
Toten sevenden[4] eer die keitiif[5]
Embermeer verliest siin liif
895Want lamech[6] galt[7] hem sine pine
Hi was die sevende van cayme
God diere kendene aldaer ter stede
Int hoeft metter nidichede[8]
Datmen daer liet te live
900Vlo[9] hi wech sinen wive
Ten oesten waert wane wi
Dat was aldaer nu es endi[10]
Caym die bediet die ioden
Die onreyne valsche roden[11]
905Ihesus kerst was hare broeder
Naden vleesche want siin moeder
Maria die wasser af geboren
Soe was die rose si waren doren
Up sine doget waren si fel[12]
910Also was caym up abel
Si cruustene ende men laetse levende
Ende ghelic als caym bevende
Int hoeft was datmen daer bi
Van doetslage laet vri
915Also siin die ioden mede
Gherekent van hare manlichede
Datmense levende sal laten
Datmen sal sien dat si verwaten[13]
Van gode siin ende versceden[14]
920Hens[15] weder[16] kerstiin[17] no heden[18]
Hine laatse onder hem leven
Omden tsens[19] die si hem geven
Onder hare viande behoudsi dliif
Recht[20] als caym die keitiif
925Onghestadich ende onweert
Was ende blode[21] ende verneert
Aldus es dat iodsche diet[22]
Ghine weers[23] oec gheervet[24] niet
Mar dolende van lande te lande
930Levensi onder hare viande kolom b
In wanhope siin si met allen
Recht als caym was ghevallen
Cayms wiif hiet calmana[25]
Die brochte ∙i∙ sone daer na
935Enoc hiet hi ende na dat
So maecte hie ene niewe stat
Die hiet hi alse siin sone hiet
Hier machmen merken diet besiet
Dat vele liede waren doe mede
940Die hem holpen maken die stede
Al siin si ongenoemt bleven
Iosefus heeft bescreven
Dat caym toefde[26] in sine stat
Ende leerde sinen lieden dat
945Ende onthilt[27] hem indie stede
Hi was die alreerste mede
Die lant deelde[28] ende veste[29] port[30]
Ghiericheit leerde hem die mort
Enoc sine sone die wan irat[31]
950Ende irat die wan na dat
Enen sone hiet mariael[32]
Die gone won matusael
Ende die matusael die wan
Lamech die was een quaet man
955Dit was de sevende[33] van Adam
Ende die eerste die ∙ii∙ wiif nam
Dus dede hi hoerdoem[34] an die wet
Want god hadde int eertse gheset
Dat si ∙ii∙ man ende wiif
960Waren ∙i∙ vleesch ende ∙i∙ liif
Hi enseide niet ∙i∙ man nember tve
Lamech achtes[35] min no mee
Ada ende cella[36] hieten sine wive
Ada wan iabel[37] bi sinen live
965Hi was die eerste die in worstine
In herde manieren conste pinen[38]
Hi maecte eerst herden pauwelione[39]
Die si mochten teharen doene
Van ere weyden ter andre dragen
970Hie sciet die beesten ende die iagen
Die scaep binnen tere stede
Entie gheet[40] tere ander mede
Iubal was siin broeder ghenant
Hi was die eerst musike vant
975Want hi hadde horen ghewagen

  1. sciere: schiere: Snel, ras, vlug, haastig
  2. quiten: kwijten, verlossen van
  3. keitivicheit: Treurige toestand, ellende, rampzaligheid, van een mensch gezegd.
  4. toten sevenden: tot de zevende generatie
  5. keitief: De oorspronkelijke beteekenis is die van krijgsgevangen, gevangen. In een treurigen toestand verkeerende, ellendig, rampzalig synon. van mnl, ellendich, dat insgelijks oorspronkelijk beteekent uit zijn vaderland gebannen, gedwongen in een ander land te wonen. Nietswaardig, ellendig, van het karakter gezegd. Ook als uitdrukking der hoogste zedelijke verdorvenheid
  6. lamech: Nakomeling van Kaïn in de zevende generatie (genesis 4).
  7. gelden: het ontgelden, er voor boeten, eig. een boete betalen. Vooral lijden voor hetgeen een ander misdoet
  8. nidichede: Nijd, haat en nijd, nijdigheid, nijdige of kwaadwillige gezindheid ten opzichte van iemand.
  9. vlieden: Vluchten, maken dat men weg komt, vlieden
  10. endi: India
  11. roden: Hij die rood haar heeft.
  12. fel op: Wreed jegens, vijandig of hard tegen, vervuld van haat jegens.
  13. verwaten: Met God als (al of niet uitgedrukt) ondw. Vervloeken, verdoemen.
  14. versceden: Verwerpen, van zich werpen of afscheiden, afsnijden, in een hoek zetten.
  15. hens: samentrekking van hen is ?
  16. weder ... no: noch ... noch
  17. kerstiin: christen
  18. heden: heiden
  19. tsens: schatting, cijns
  20. recht: Gezegd van al wat is zoals het zijn moet, om de naam te verdienen van het woord waarmede recht verbonden is. Van personen, dingen en zaken. Hetzelfde als gerecht, z. ald., waar men verschillende van de hier vermelde uitdrukkingen zal terugvinden. Aan alle vereisten of voorwaarden voldoende, van de rechte soort, in alle opzichten zijnde wat door het naamwoord wordt uitgedrukt, echt, waarachtig, wezenlijk, werkelijk, eigenlijk. Nu en dan kan het woord in het Ndl. beter weergegeven worden door een bijw., nl. door werkelijk, eigenlijk, wezenlijk, opentop, geheel en al vgl. voor de beteekenis eng. quite.
  21. blode: Gebrek aan moed, aan veerkracht, aan energie, aan dapperheid hebbende laf, versaagd
  22. diet: volk, lieden
  23. giene weers: nergens
  24. erven: Iemand ergens zijne eigene plaats (zijn erf) aanwijzen, hem ergens in opnemen, hem eene plaats bereiden.
  25. calmana: de vrouw van Kaïn, maar tevens zijn zuster. Andere bronnen gebruiken de naam Aman.
  26. toeven: aandacht schenken aan zich voor korte tijd ophouden
  27. onthouden: zich ophouden, verblijven
  28. lant deelde: Landscheiding, grensscheiding, afpaling tusschen landen van verschillende eigenaars.
  29. vesten: verstevigen, versterken maar hier vestigen, stichten
  30. port: stad
  31. Irat: Irad, zoon van Enoch
  32. mariael: bedoeld is waarschijnlijk mehujael, vader van mehusalem volgens de lijn van Kaïn.
  33. de sevende van adam: bedoeld is de zevende generatie
  34. hoerdoem: Hoererij, overspel, echtbreuk.
  35. achtes min no mee: gaf er weinig om, bekreunde er zich niet om, bekommerde er zich niet om
  36. Ada en cella: Ada en Tselah
  37. iabel: Jabal de vader van diegenen die in tenten levend, met hun vee rondzwerven.
  38. pinen: Zich uitsloven, zich inspannen, zijn best doen.
  39. pauwelione: Tent (pavilioen)
  40. gheet: geit