Naar inhoud springen

Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

f10v

Int lant van mesopotamia kolom a
1505Ende in ene stede hiet carram[1]
Daer starf hi na dat quam
Als hi gheleeft hadde desen live
∙CC∙ iaer ende daer toe vive
Doe sprac got tote abram
1510Rume die stede van carram
Lant ende mage[2] neder ende hoge
Ende com int lant dat ic di toge
Abram voer weg bedi
Met sinen wive sarray
1515Ende loth sin neve ginc mede
Ende aldat hi wan in die stede
Van carram voere wech die man
Ende quam int lant van canaan
Hi ende liede mit hem
1520Tote ene stede hiet cychem[3]
In de wangelie[4] so steet
Dat die selve cythar[5] heet.
Van danen quam hi ten edelen dale
Daer nu ene zee altemale
1525Es. doe stonder in ∙v∙ cicheide[6]
In elc ∙i∙ coninc alsmen seide
Hier na sal dus horen tale
Dat lant verbrande god altemale
Aldaer vertogede[7] hem god onse here
1530Ende seide ic sel dor dine ere
Dinen gheslachte geven dit lant
Daer maecti ∙i∙ outaer tehant
Van danen voer hi wonen el[8]
Tusschen hay[9] ende betel[10]
1535Daer hi echt maect ∙i∙ outaer
Tote damas voer hi van daer
Ende daer wart hongher alrehant
Doe voer hi in egypten lant
Tien tiden was hi rike van goude
1540Ende van beesten menichfoude
Van selvere van groter meiseniede[11]
Hi maecte onder degyptische liede
Astronomie ende arismetike
Daer af hebsi sekerlike
1545Die grieken geleert ende ontfaen
Van danen[12] keerdi weder saen
Tusschen betel ende hay
Daer nu iherusalem es bi
Daer sciet[13] ende siin neve loth
1550So rike hadse ghemaect god kolom b
Van beeste dat si niene mochten
Te gader siin haer herden[14] vochten
Deen upten andren omme weide
Loth voer wonen ten ghesceide
1555In dat lant van sodoma
Dat nu es water vere ende na
Abram sciet uten lande niet
Dat god sinen afcomende behiet
Doe dus gesciede dese dinc
1560Hadde elke stat haren coninc
Die yet dochte ende was van namen
Mar vele coninge tesamen
Waren ∙i∙ coninc onderdaen
Indien tiden hebict verstaen
1565Waren bedwongen die ∙v∙ steden
Van sodoma met mogentheden
Onder ∙i∙ coninc alle vive
Ende gaven tsens van haren live
Cadorlaomor[15] van elamiten[16]
1570Hadde onder hem seggen die viten[17]
Die ∙v∙ coningen van ∙v∙ steden
Ende dwancse mit moghentheden
Si gaven hem tsens xii iaer
Ende int dertiende daer naer
1575Ontseiden sine hem al openbaere
Des quam hi ten xiiiiden iare
Met ∙i∙ here[18] utermaten scone
Amirafel[19] coninc van babilone
Ende van ponte coninc arioch[20]
1580Ende van heidenisse ∙i∙ coninc noch
Die gheheten was cadal[21]
Dese viere quamen daer toe al
Up sodoma met haren here
Mar si vonden ginder were[22]
1585Die coninge vanden ∙v∙ steden[23]
Quamen daer mit moghentheden
Die coninc sobolim[24] van sodoma
Van gomorra van adama
Ende van bala[25] der viifter stat
1590Dese vive worden mat[26]
Ende worden gesconfiert[27] indal
Voer die iiii coninge al
Aldat was in sodoma
Dat roefden si verre ende na
1595Wiif man ende kinder

  1. carram: Haran (Vulg. Haran Hist.Schol. Haran, Charram), belangrijke Noord-Mespotamische handelsstad. Zowel Abram en zijn familie als Jakob verbleven hier enige tijd. Comestor zegt dat Charram de vorm in de Septuaginta is. Bijbel: Gn 11:31, Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.XLII
  2. mage: maech: bloedverwant In de verbinding lant ende maghe De vertrouwde omgeving.
  3. cychem: Sichem (Vulg. Sychem Hist.Schol. Sichem) Bijbel: Gn 12:6, Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.XLIV. Sichem of Shechem (Hebreeuws voor Schouder) was een stad die genoemd wordt in de Bijbel. De ruïnes van de stad liggen twee kilometer ten oosten van Nablus.
    Sichem was de eerste plaats waar Abraham stopte nadat hij Kanaän was binnengetrokken en hij richtte er een altaar voor de Heer op (Gen 12:6-7). De dochter van Jakob, Dina, werd door de kroonprins van Sichem verkracht. Hierop namen twee van Jakobs zonen, Levi en Simeon, wraak door alle mannelijke inwoners te doden.
    Nadat de Israëlieten Kanaän hadden veroverd, riep Jozua de stammen van Israël bijeen in Sichem, richtte een steen op bij de heilige eik en liet de stammen trouw zweren aan God. Ook werd Kanaän onder de verschillende Israëlitische stammen verdeeld. Sichem werd aan de stam van Efraïm toegewezen. De stad werd belangrijk binnen Israël omdat ze dicht bij Bethel en Silo, twee heilige plaatsen, lag.
    Na de dood van Salomo verzamelden de stammen van Israël zich in Sichem om Rechabeam tot koning te zalven. De noordelijke stammen eisten echter dat Rechabeam de dwangarbeid afschafte en de belastingen verlaagde. Toen de nieuwe koning de eisen weigerde in te willigen, scheidden de tien noordelijke stammen (waaronder Efraïm) zich af en richtten o.l.v. Jerobeam het noordrijk Israël op. Sichem werd de eerste hoofdstad van dit nieuwe koninkrijk. Toen koning Omri Samaria tot zijn hoofdstad maakte, boette Sichem aan belang in. Toen Israël in 722 v.Chr. in handen van de Assyriërs viel, deelde de stad het lot van Samaria. Na de Babylonische ballingschap werd Sichem het centrum van de Samaritanen, een aan de joden verwante sekte. De stad wordt onder de naam Sychar vermeld in het Evangelie volgens Johannes. Tijdens de Tweede Joodse Opstand werd de stad vernietigd. Ook buiten de Bijbel wordt Sichem veelvuldig vermeld. De stad was volgens de Amarna-brieven het centrum van een Kanaänitische stadstaat. A Archeologische overblijfselen gaan terug tot ca. 2000 v.Chr.
  4. wangelie: evangelie
  5. cythar: Andere naam voor Sichem, de stad wordt onder de naam Sychar vermeld in het Evangelie volgens Johannes
  6. cicheide: ?? nog na te kijken koningrijk, domein, heerlijkheid ??
  7. vertogen: Openbaren, doen zien met het oog van den geest, op eene bovennatuurlijke wijze, door een droom, een visioen, eene verschijning.
  8. el: anders, elders
  9. hay: Ai (Vulg. Ai, Hai Hist.Schol. Hai), stad in het stamgebied van Efraïm ten zuidoosten van Betel. Bijbel: Gn 12:8, Hist.Schol. Lib.III Reg. Cap.XXXI
  10. betel: Betel (Vulg./Hist.Schol. Bethel), stad in Efraïm, 17 km ten noorden van Jeruzalem. Zowel Abraham als Jakob richtten hier altaren op ter ere van God. Bijbel: Gn 12:8, Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.XLIV
  11. meiseniede: Allen die met iemand in hetzelfde huis zijn, de gezamenlijke huisgenooten, het geheele gezin, de familie, het geheele huishouden met inbegrip van het dienstbaar personeel.
  12. van danen: van daar, daar van daan
  13. sciet: weggaan, uiteen gaan
  14. herden: herders
  15. cadorlaomor: Chodorlahomor koning van de elamiten. (Vulg./Hist.Schol. Chodorlahomor). Hij was een van de koningen uit het oosten die overwonnen werden door Abraham. Bijbel: Gn 14:1, Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.XLVI Kudur-Lagamar ("de dienaar van de godin Lagamar") of Kedor-laomer
  16. elamiten: Elam, oorspr. Akkadische naam voor het land ten oosten van Babylonië, de kuststrook ten noorden en noordoosten van de Perzische Golf. Vgl. Vulg. Gn 14:1
  17. seggen die viten: hetzelfde als ‘seit distorie’, een weinig beduidend toevoegsel, een beroep op een al of niet vermeende tekst, die als bron is gebruikt.
  18. here: leger, legerschare
  19. amirafel: amrafel koning van Sinear (Babylonië). Gn. 14:9
  20. arioch: Arjok (Vulg. Arioch), een van de koningen van het Oosten die werden overwonnen door Abram. Bijbel: Gn 14:1,9, niet in Hist.Schol. Lib.Gen. Cap.XLVI
  21. cadal: Tidal den koning der volken. Gn. 14:9
  22. were: verdediging, afweer, weerstand, tegenstand
  23. Het hier vertelde verhaal behandeld de ‘slag van Siddim’
  24. sobolim: volgens Maerlant koning van Sodoma volgens genesis 14:2 was dit Bera.
  25. bala: bela in genesis
  26. worden mat: Overwonnen worden, verslagen worden.
  27. sconfieren: Overwinnen, verslaan, verjagen.