Naar inhoud springen

Pagina:Van Maerlant, Rijmbijbel (Hs 10B21, 1332).pdf/57

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen
f21r

An sulken man die niet verstont kolom a
Ioseps doget ende was oncont
3355Hie hi egypten verloeste wel
Hi haere tvolc van israhel
Om hare grote behendichede
Ende om hare riichede mede
Want haer volc so sere wies[1]
3360Die coninc wart te rade dies
Dat hise verduwen[2] soude met pinen
So soude hare gheslachte dwinen[3]
Alsi der wive niet en plagen[4]
Hi sette hem vogede[5] diese iagen[6]
3365Souden tote swaren zaken
Ende dede hem tegle[7] maken
ii stede mosten si maken dan hem
Eiton[8] ende ramassem[9]
Daer toe dwancmense utermaten
3370Dat si die moddre vander straten
In manden mosten henen dragen
cccc iaer waren si met clagen
Eygiin gemaect in dat grote seer
Nochtan wiesen si lanc so meer
3375Dies was wel droeve farao
Hi hiet den vroeden wiven[10] do[11]
Die sagen ten vrouwen dingen
Alsi in arbeide gingen
Dat si die knapekine doden souden
3380Ende die meisekine telive houden
Die wiif seiden here wine mogen
Ende visierden daer toe hare logen
Want si die wrake gods ontsagen
Dat loende hem in haren dagen
3385Want hi maketse liede rike
Hier bi so seitmen sekerlike
Dat logene die mans liif behout
Sonde es van crancer scout
Farao siet dat siin raet
3390Hem lettel te staden[12] staet
Ende geboet al openbare
Wat knapekiin geboren ware
In israel datment wel sciere
Verdrenken soude in die riviere
3395Dit coste menigen kinde tleven
Dies lietse god wel sere sneven[13]
Dat si worden also sot[14]
Dat si anebeden voer god kolom b
∙I∙ stier die uten water quam
3400In dien tiden so was amram
∙I∙ man geboren van levi
Ende nam ∙i∙ wiif gelovets mi
Van sinen gheslachte hiet iacobet
Nochtan scuwede hi haer let[15]
3405Hi wilde sonder kint bliven
Dan hise also sage ontliven[16]
Doe was oec een egyptieyn[17]
Die dat seide hi hadde vorsien
Dat in israel soude siin geboren
3410∙I∙ kint ende soude egypten storen
Tien tiden onse here hem hiet
Amramme dat hi en scuwede niet
Siin wiif hi sal winnen den sone
Daer af dat vorseide die gone
3415Die egypten soude breken
Iacobet dus horen wi spreken
Ghenas eens kints in stilre hale[18]
Ende hilt hemelic[19] ende wale[20]
Drie maende sonder gheluut
3420Si sagen dat moste comen uut
Ende dedent in ∙i∙ vatekiin sciere
Dat vast was ende leident in die riviere
∙I∙ deel buten groten stromen
Dies kints suster hiet[21] siis gomen[22]
3425Wat daer af sal gescien
Ter riviere quam mettien
Faroons dochter termit[23]
Soe wilde haer coelen ende maken wit
Dat vatekiin heeft si bekint
3430Ende daer in screiede ∙i∙ kint
Dat vat was buten gheliimt
Ende gepeect[24] ende gegriimt[25]
Datter geen water in comen mochte
Ende moysesse telande brochte
3435Dit betekent den lichamen marien
Dien si also wilde casrien
Mit penitentien die so nam
Datter noit sonde in quam
Soe droech onsen heer moyses
3440Ihesus die beweende des
Dat wi lagen indien sonden
Hi halp ons mit sinen wonden
Uut egypten dat lant mede
Bediet sonde ochte dempsterhede

  1. was: van wassen: Aanwassen, aangroeien, toenemen
  2. verduwen: onderdrukken beproeven doden verpletteren in het nauw brengen vernietigen verdrijven zich pijnigen
  3. dwinen: Verdwijnen verminderen in omvang, uitgebreidheid, getalsterkte slinken, afnemen.
  4. plagen: vleselijke liefde, ook alleen vleselijke gemeenschap. de uitdrukkingen “eens mans plegen” en “eens wives plegen”.
  5. vogede: voget: opziener, opzichter
  6. iagen: Jagen, opjagen, najagen, vervolgen.
  7. tegle: Tegel, metselsteen, gebakken steen, baksteen, tichel.
  8. Eiton: Pithom, een van de twee voorraadsteden die volgens de bijbel door de Israëlieten moesten gebouwd worden.
  9. ramassem: Raämses (Vulg. Ramesses Hist.Schol. Ramessen), plaats in Egypte, ligging onzeker. Raämses is in de bijbel een van de voorraadsteden die de farao de Israëlieten dwong te bouwen tevens pleisterplaats na de uittocht uit Egypte. bijbel: Ex 1:11, Hist.Schol. Lib.Ex. Cap.II
  10. vroeden wiven: vroedvrouwen
  11. do: Toen, ten tijde dat.
  12. staden: tepas komen, van nut zijn
  13. sneven: doodgaan, sterven, omkomen.
  14. sot: Dwaas, dol, zonder verstand, van zijn verstand beroofd, ook dom en uitzinnig
  15. let: Dat wat iemand of iets ophoudt of vertraagt, vertraging, verwijl, vertoef.
  16. ontliven: Van het leven beroven, ombrengen, doden, vermoorden.
  17. egyptieyn: egyptien: egyptenaar
  18. hale: verborgenheid, heimelijkheid in de verbinding in/met stilre hale In het geheim.
  19. hemelic: heimelijk
  20. wale: wel
  21. hiet siis gomen: beval zij van er op te letten
  22. gomen: Letten op, acht geven op zoowel nagaan als opmerken.
  23. termit: Terimit, (Hist.Schol. Terimith), dochter van de Egyptische farao. Haar naam is alleen in apocriefe bronnen overgeleverd. bijbel: Hist.Schol. Lib.Ex. Cap.V
  24. gepeect: Bepekt, met pek besmeerd.
  25. gegriimt: zwart gemaakt.