Deze pagina is proefgelezen
BIJLAGE III
SPECIAAL STAAL
Speciaal staal en koolstofstaal, zoals deze zijn gedefinieerd in het ontwerp vor een Europese douanenomenclatuur opgesteld te Brussel door het Comité voor de Tarieven in zijn zitting van 15 Juli 1950, zullen worden behandeld met inachtneming van hun indeling in een van de drie hieronder genoemde groepen:
- a. speciaal staal, gewoonlijk constructiestaai genoemd en gekenmerkt door een koolstofgehalte van minder dan 0,6% en door legeringselementen, die gezamenlijk niet meer bedragen dan 8%, indien er tenminste twee zijn en niet meer dan 5%, indien er slechts één is[1].
- b. koolstofstaal, waarvan het koolstofgehalte ligt tussen 0,6% en door legeringselementen, die gezamenlijk niet meer schreven onder a en waarvan het gehalte aan legeringselementen lager is dan 40%, indien er tenminste twee zijn en lager dan 20%, indien er slechts één is.[2]
- c. speciaal staal, dat niet valt onder de onder a en b gegeven omschrijvingen.
De producten behorende tot de groepen a en b vallen onder de bevoegdheid van de Hoge Autoriteit; teneinde
- ↑ Tot de legeringselementen worden niet gerekend: zwavel, phosphor, silicium en mangaan met een gehalte, dat gewoonlijk voor de gangbare staalsoorten wordt aanvaard.
- ↑ Tot de legeringselementen worden niet gerekend: zwavel, phosphor, silicium en mangaan met een gehalte, dat gewoonlijk voor de gangbare staalsoorten wordt aanvaard.