Naar inhoud springen

Pagina:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.pdf/121

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

VIJFDE HOOFDSTUK
LEDEN VAN DE HOGE AUTORITEIT EN FUNCTIONARISSEN VAN DE INSTELLINGEN DER GEMEENSCHAP

Artikel 11

De leden van de Hoge Autoriteit en de functionarissen van de Gemeenschap zijn op het grondgebied van iedere deelnemende Staat en welke nationaliteit zij ook bezitten,

a) behoudens het bepaalde in de tweede alinea van artikel 40 van het Verdrag, vrijgesteld van rechtsvervolging wegens hetgeen zij in hun officiële hoedanigheid hebben gedaan, gezegd of geschreven; zij blijven tegen dergelijke rechtsvervolgingen gevrijwaard nadat zij hun ambt hebben neergelegd;
b) vrijgesteld van alle belastingen op hun salarissen en emolumenten, door de Gemeenschap uitbetaald;
c) tezamen met hun echtgenoten en van hen afhankelijke verwanten vrijgesteld van immigratiebeperkingen en vreemdelingenregistratie;
d) gerechtigd om de eerste maal dat zij hun post bezetten in het desbetreffende land hun huisraad en goederen voor persoonlijk gebruik vrij van rechten in te voeren en bij het neerleggen van hun ambt deze vrij van rechten weder uit te voeren naar het land, waar zij domicilie hebben.