Naar inhoud springen

Pagina:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.pdf/151

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen


De Bondskanselier
en
Minister van Buitenlandse Zaken

Parijs, 18 April 1951.
Aan Zijne Excellentie
de Heer Voorzitter Robert Schuman
Minister van Buitenlandse Zaken
Parijs
Mijnheer der Voorzitter,

De vertegenwoordigers der Bondsregering hebben bij de onderhandelingen over de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal verscheidene malen verklaard, dat de uiteindelijke regeling van de status van het Saargebied slechts door het Vredesverdrag of een daaraan gelijk te stellen Verdrag tot stand kan komen. Zij hebben voorts bij de onderhandelingen verklaard, dat de Bondsregering door het ondertekenen van het Verdrag in geen enkel opzicht tot uitdrukking brengt de huidige status van het Saargebied te erkennen.

Ik herhaal deze verklaring en verzoek U mij te bevestigen, dat de Franse Regering het met de Bondsregering er over eens is, dat de uiteindelijke regeling van de status van het Saargebied slechts door het Vredesverdrag of een daaraan gelijk te stellen Verdrag tot stand kan komen en dat de Franse Regering in de ondertekening van het Verdrag betreffende de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal door de Bondsregering geen erkenning door de Bondsregering van de huidige status van het Saargebied ziet.

Gelieve, Mijnheer de Voorzitter, de verzekering van mijn bijzondere hoogachting te aanvaarden.

w.g. Adenauer.