Naar inhoud springen

Pagina:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.pdf/181

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

De verplichting van de Beneluxlanden tot het instellen van een douane-contingent zal ophouden te bestaan overeenkomstig de bepalingen van de overeenkomt, die de onderhandelingen met Groot-Britannië zal afsluiten en op zijn laatst na afloop van de overgangsperiode.

In het geval dat de Hoge Autoriteit na afloop van de overgangsperiode of bij een eerder plaatsvindende afschaffing van het tarief-contingent zou vaststellen, dat het gerechtvaardigd is dat één of meer deelnemende Staten ten opzichte van derde landen douane-rechten toepassen, die hoger zijn dan die, welke zouden voortvloeien uit een harmonisatie op grondslag van de minst beschermende tarieven die in de Gemeenschap worden toegepast, kan zij hen overeenkomstig de bepalingen van § 29 machtigen zelf passende maatregelen te nemen om ten opzichte van hun indirecte invoer via de deelnemende Staten met een minder hoog tarief, een gelijke bescherming te verzekeren als die, welke voortvloeit uit de toepassing van het eigon tarief op hun directe invoer.

Om de harmonisatie van de douane-tarieven te vergemakkelijken stemmen de Beneluxlanden er in toe, hun huidige tarieven op staal te verhogen in de omvang, welke door de Hoge Autoriteit na overleg met hun Regeringen noodzakelijk wordt geacht, doch ten hoogste met twee punten. Deze verplichting wordt eerst van kracht op het tijdstip, dat het tariefcontingent bedoeld in de tweede, derde en vierde alinea is afgeschaft en dat tenminste één der naburige deelnemende Staten van de Beneluxlanden afziet van de toepassing van compenserende maatregelen, als bedoeld in de voorgaande alinea.

§16.

Behoudens toestemming van de Hoge Autoriteit brengt de uit artikel 72 van het Verdrag voortvloeiende verplichting voor de deelnemende Staten het verbod met zich mede om