Artikel 28
De Raad wordt door zijn voorzitter op verzoek van een deelnemende Staat of op verzoek van de Hoge Autoriteit in vergadering bijeengeroepen.
Wanneer de Raad geraadpleegd wordt door de Hoge Autoriteit, beraadslaagt hij zonder noodzakelijkerwijze tot stemming over te gaan. Het proces-verbaal van de beraadslagingen wordt aan de Hoge Autoriteit overgelegd.
In het geval dat dit Verdrag instemming van de Raad eist, wordt deze geacht te zijn verkregen indien het voorstel van de Hoge Autoriteit de goedkeuring verkrijgt:
— van de volstrekte meerderheid van de vertegenwoordigers van de deelnemende Staten, met inbegrip van de stem van de vertegenwoordiger van een Staat die over ten minste 20 % van de totale waarde van de kolen- en staalproductie van de Gemeenschap beschikt;
— of, ingeval van gelijke verdeling van stemmen, en indien de Hoge Autoriteit haar voorstel na een tweede beraadslaging handhaaft, van de vertegenwoordigers van twee deelnemende Staten welke elk over ten minste 20 % van de totale waarde van de kolen- on staalproductie van de Gemeenschap beschikken.
In het geval dat dit Verdrag een besluit met eenstemmigheid of instemming met algemene stemmen eist, is dit besluit genomen of deze instemming verkregen, indien daarop de stemmen van alle leden van de Raad zijn verkregen.
De besluiten van de Raad, andere dan die welke een gequalificeerde meerderheid of eenstemmigheid vereisen, worden genomen door de meerderheid van de leden die in de Raad zitting hebben; deze meerderheid wordt geacht