Naar inhoud springen

Pagina:Verdrag tot oprichting van de Europese Gemeenschap voor Kolen en Staal.pdf/37

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Artikel 36

De Hoge Autoriteit is verplicht de belanghebbenden in staat te stellen opmerkingen te maken vóórdat zij de geldstraffen of dwangsommen oplegt, welke in dit Verdrag zijn voorzien.

Tegen op grond van de bepalingen van dit Verdrag opgelegde geldstraffen en dwangsommen staat in volle omvang beroep open.

De verzoekers kunnen, ter ondersteuning van hun beroep overeenkomstig de bepalingen van de eerste alinea van artikel 33 van dit Verdrag, de onrechtmatigheid van beschikkingen of aanbevelingen, waarvan niet-opvolging hun is ten laste gelegd, aanvoeren.

Artikel 37

Indien een deelnemende Staat van oordeel is, dat in een bepaald geval een handelen of nalaten van de Hoge Autoriteit van dien aard is, dat daaruit fundamentele en duurzame moeilijkheden voor zijn economie ontstaan, kan hij zich tot de Hoge Autoriteit wenden.

Indien daartoe aanleiding bestaat, erkent de Hoge Autoriteit, na raadpleging van de Raad, het bestaan van een dergelijke toestand en geeft zij een beschikking over de maatregelen, welke overeenkomstig de bepalingen van dit Verdrag genomen moeten worden om onder waarborging van de wezenlijke belangen van de Gemeenschap aan deze toestand een einde te maken.

Indien, op grond van de bepalingen van dit artikel, bij het Hof beroep wordt ingesteld tegen deze beschikking of tegen een beschikking welke uitdrukkelijk of stilzwijgend het bestaan van de hierboven bedoelde toestand ontkent,