Pagina:Winkler-Zand en duinen (1865).djvu/103

Uit Wikisource
Deze pagina is gevalideerd
91
DE ONDERGROND DER DUINEN.

gedaan hebben, en telkens doen zij op het strand voor den dag komen wat eenmaal binnen de duinenrij stond, toen onder het zand bedolven geraakte, en nu weer bloot komt buitenwaarts van de duinen. In dat overrollen der duinen hebben zij dus het oude hollandsche veen overdekt, en zie, wij vinden het thans hier en daar, waar wij in de duinen graven, terug in den vorm van wat men thans derrie noemt. Derrie nu is niets anders als vast ineengeperst veen, ineengeperst door de zwaarte van het zand of de rivierklei die er op ligt. Derrieklonters spoelen te Holwerd en elders op het strand: het zijn brokken van het oude veen. Derrielaagjes vindt men diep onder de duinen: het zijn overblijfselen van het oude veen. En de boomen uit dat oude veen noemen wij nu kienhout: zulk kienhout, overblijfselen van oude bosschen, vindt men omstreeks Texel op den bodem der Zuiderzee, en vooral ook in de veenlaag die bij het graven van dokken en havenkommen aan het Nieuwediep voor den dag komt, maar overal is het kienhout een bewijs van het voormalige bestaan van een veen, een veen dat met zand bedekt is, met zand uit zee opgeworpen en als duinen oostwaarts gerold.

Doch niet overal liggen onze duinen op veen: op vele plaatsen bestaat de ondergrond uit een oud zeestrand, waarin men schelpen van weekdieren vindt die nu nog in de Zuiderzee en andere binnenzeeën leven, zoo als Venus gallina en Mactra stultorum. Onder de afzanderij te Overveen vindt men dit oude zeestrand, te Noordwijk aan den voet der duinen, en in zeer vele duinpannen ligt het aan of even onder de oppervlakte.