Naar inhoud springen

Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/23

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Een steil, hoog gebergte omgeeft het land aan de eene grens der zee tot aan de andere. Door deze vlakte marcheerde hij in vier marschen en vorderde hij vijf-en-twintig parasangen tot Tarsus, een groote, welvarende stad in Cilicië. Dit was de residentie van Syennesis, koning van Cilicië. Midden door de stad loopt de Cydnus, die twee plethren breed is. De inwoners verlieten de stad en vluchtten met hunnen koning naar eene sterke plaats op het gebergte, behalve de herbergiers en zij, die aan de zee in Soli en Issi woonden. Epyaxa, de gamalin van Syennesis, was vijf dagen voor Cyrus te Tarsus aangekomen. Toen zij met haar geleide de bergen tegen de vlakte aan beklom, gingen twee compagnieën van Menons troepen verloren. Zij werden volgens sommigen bij het plunderen door de Ciliciërs neergehouwen, volgens anderen waren zij teruggebleven, konden noch hun korps, noch den weg meer vinden, en kwamen aldus dwalende om; het waren wel een honderd hoplieten. De overige troepen kwamen naar Tarsus en plunderden, woedend over den dood van hunne wapenbroeders, de stad en het koninklijk slot. Toen Cyrus in de stad was gekomen, liet hij Syennesis tot zich roepen. Deze echter verzekerde dat hij zich nog nooit aan een machtiger vorst dan hij zelf was, overgeleverd had, en nu ook niet naar Cyrus zou komen. Doch op aandringen van zijne gemalin en eerst nadat Cyrus hem beloofde dat hij veilig bij hem was, kwamen zij bij elkaar. Syennesis gaf Cyrus een groote som voor zijn leger en kreeg daarvoor geschenken, die bij een koning in hooge waarde staan: een paard met gouden toom, een gouden ketting, armbanden, een gouden sabel,,en een Perzisch kleed; tevens gaf Cyrus de verzekering dat hij zijn land niet meer zou plunderen, en verlof om, wanneer hij hier of daar geroofde slaven mocht aantreffen, ze weer terug te nemen.