Naar inhoud springen

Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/31

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

Van hier rukte hij in vijf marschen dertig parasangen tot de bronnen van den Dardes, wiens breedte een plethron bedroeg. Hier was het slot van Belesys, stadhouder van Syrië, en een zeer groote en schoone tuin, waarin vruchten van elk jaargetijde waren. Cyrus liet hem verwoesten en het slot verbranden. Daarop marcheerde hij in drie marschen vijftien parasangen tot aan den Euphraat, die vier stadiën breed was. In Thapsacus, een groote, rijke stad, waar men nu aankwam, bleef het leger vijf dagen. Nu verzamelde Cyrus de Helleensche aanvoerders en zeide tot hen: men zou tegen den koning optrekken en naar Babylon gaan; dat moesten zij den soldaten meedeelen, en hen voor den tocht bereidvaardig maken. Zij maakten het dientengevolge aan het verzamelde leger bekend. De soldaten, boos op hunne officieren, beschuldigden hen er van, dat zij dit al lang geweten en het hun verzwegen hadden. „En wij gaan niet verder," gingen zij voort, „wanneer wij niet dezelfde soldij krijgen, die zij gehad hebben, welke Cyrus naar zijnen vader begeleidden; te meer, daar dezen niet ten strijde gingen, maar omdat Cyrus alleen voldeed aan de opdracht van zijn vader." De veldheeren brachten deze boodschap over en Cyrus beloofde, zoodra zij in Babylon kwamen, elk man vijf minen zilver en de volle soldij te geven, tot hij de Hellenen weder naar Ionië zou gebracht hebben. Daardoor kreeg hij een groot deel der Hellenen op zijn hand. Menon liet echter, voordat bepaald was, welk besluit het overige gedeelte van het leger nemen zou, zijne manschappen afzonderlijk samenkomen, en sprak hen op de volgende wijze aan: „Soldaten! Wanneer gij mijn voorstel aanneemt zult gij zonder gevaar, zonder moeite onder uwe wapenbroeders, de grootste eer bij Cyrus kunnen verkrij gen. Immers wat raad ik u te doen? Cyrus verlangt thans van de Hellenen, dat zij met hem tegen den koning zullen trekken: volgens mijn raad trekt gij, eer nog de andere Hellenen hun besluit