aan hem meegedeeld hebben, over den Euphraat. Besluiten zij hem te volgen, dan zult gij als de oorzaak daarvan beschouwd worden, en wijl gij een begin hebt gemaakt met de rivier over te trekken, zal Cyrus zich tegenover u bijzonder dankbaar toonen; want van hem kan men dit meer dan van een ander verwachten. Besluit het leger er echter niet toe, dan keeren wij wel is waar allen terug, doch Cyrus zal u dan, omdat gij er bereid toe waart, als de meest betrouwbare personen, tot kommandanten en kapiteins aanstellen, en in elk ander geval kunt gij u dan, dat weet ik, als vriend tot hem wenden."
De soldaten waren het hiermede eens en trokken over de rivier, eer de anderen nog hun plan medegedeeld hadden. Cyrus verheugde zich, toen hij dat vernam, en zijn tolk Glus moest uit zijnen naam aan de troepen zeggen: „Nu, mannen, hebt ge mijne goedkeuring reeds verworven, maar ik wil ook de uwe verkrijgen, of mijn naam is geen Cyrus meer." De soldaten, vol blijde verwachtingen, wenschten hem heil en geluk, en Menon kreeg ook, naar men vertelde, prachtige geschenken van hem. Hierop trok hij over de rivier, en het geheele overige leger volgde hem. Het water ging niet verder dan hunne borst. De Thapsaceniërs zeiden dat men deze rivier nog nooit te voet overgetrokken was, maar altijd op vaartuigen: deze had Abrocomas, toen hij vooruit marcheerde, verbrand om Cyrus den overtocht te belemmeren. Men hield dit dus voor een goddelijken wenk, en geloofde dat de stroom oogenschijnlijk voor Cyrus, als toekomstig koning, was teruggeweken. — Van hier rukte hij door Syrië, en legde tot aan den Araxes in negen marschen vijftig parasangen af. Daar waren vele dorpen vol eetwaren en wijn; het leger bleef er drie dagen en voorzag zich van levensmiddelen.