Naar inhoud springen

Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/33

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

V.


Van hier marcheerde hij, met den Euphraat rechts, door Arabië en legde in vijf marschen, door woeste streken, vijf-en-deftig parasangen af. In deze streek was de bodem evenals een zee, glad en vol alsemkruiden; wanneer men er ook soms andere planten, zooals struiken of riet, vond, alles had een gekruiden geur; boomen vond men er echter in 't geheel niet. Wat de dieren betreft, vond men hier wilde ezels, wier getal zeer groot was, een menigte groote struisvogels, ook trapganzen en reeën. Op deze dieren maakten de ruiters soms jacht. De wilde ezels liepen, wanneer zij vervolgd werden, ver vooruit, hielden dan stil — want zij liepen veel sneller dan een paard — en wanneer het paard nader kwam, deden zij weer hetzelfde; men kon ze dus niet vangen, wanneer de ruiters zich niet zoo posteerden, dat de een de dieren naar den ander toedreef. Hun vleesch gelijkt op hertevleesch, doch is nog malscher. Struisvogels ving men in het geheel niet; de ruiters, die nog beproefden op hen jacht te maken, lieten dit voornemen spoedig varen, want al vluchtende kwamen zij op een grooten afstand, en vereenigden de snelheid hunner pooten met die hunner vleugels, die zij als zeilen gebruikten. De trapganzen kon men vangen, als men ze plotseling opjoeg, want hunne vlucht is kort, evenals die der patrijzen, en zij worden spoedig vermoeid; hun vleesch is zeer zoetachtig.

Door deze vlakte marcheerde het leger en kwam tot aan de rivier Masca, die een plethron breed was. Hier lag Korsote, een groote, eenzame stad, waar de Masca in een kring omheen loopt. Het leger bleef er drie dagen en voorzag zich van levensmiddelen. Daarna marcheerde