Naar inhoud springen

Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/36

Uit Wikisource
Deze pagina is proefgelezen

de wapens grijpen. Den hoplieten beval hij daar te blijven, en de schilden bij de knie te plaatsen. Hijzelf trok met de Thraciërs en de ruiterij, die tot zijne troepen behoorde en die uit meer dan veertig man, grootendeels Thraciërs, bestond, tegen Menon's troepen op. Dezen en Menon zelf schrokken er van, een gedeelte greep de wapens, het andere stond stil en wist niet wat te doen. Proxenus echter, die met een rij hoplieten later aan kwam marcheeren, liet dit tusschen de twee partijen post vatten, zich slagvaardig houden, en smeekte Clearchus, niet zoo te handelen. Deze werd boos, dat de beleediging van bijna gesteenigd te zijn door den ander zoo onverschillig opgenomen werd, en beval hem door te marcheeren. Maar Cyrus, die ondertusschen aangekomen was, greep, zoodra het gebeurde hem ter oore kwam, de werpspietsen in de hand, reed met zijne aanwezige vertrouwelingen tusschen de troepen en sprak: „Clearchus en Proxenus en gij overige aanwezige Hellenen, gij weet niet wat gij doet. Want wanneer gij onder elk ander wilt gaan vechten, weet dan, dat ik nog denzelfden dag — en gij allen niet veel later — neergehouwen zal worden. Immers al deze barbaren die gij ziet, zullen, wanneer wij in hachelijke omstandigheden verkeeren, nog vijandiger tegen ons gestemd zijn, dan de soldaten van den koning." Toen Clearchus dit hoorde, kwam hij tot inkeer; de twee partijen gaven toe en legden op de plaats zelf de wapenen neer.