van de vijanden moest trekken, omdat aldaar zich de koning bevond. Hebben wij dat gedeelte overwonnen, voegde hij er bij, dan is de overwinning aan onze zijde." — Clearchus zag nu wel is waar de vijandelijke massa's in het centrum en hoorde ook van Cyrus, dat de koning ver buiten den linkervleugel van het Helleensche leger stond, want Artaxerxes overtrof Cyrus zoozeer in getalsterkte, dat hij in het centrum van zijn leger reeds de linkerflank van hem overvleugelde, — maar toch wilde Clearchus, niettegenstaande dat alles, den rechtervleugel niet van den stroom aftrekken, uit angst van beide zijden ingesloten te zullen worden; hij antwoordde dus aan Cyrus er voor te zullen zorgen, dat alles goed ging.
Ondertusschen marcheerde 't vijandelijk leger in eene rechte lijn op hen aan, maar het Helleensche bleef staan en werd nog voortdurend aangevuld door naderende troepen. Cyrus, die op tamelijk verren afstand van zijne linie kwam aanrijden, beschouwde beurtelings de beide legers. Toen Xenophon de Athener hem van uit de Hellenen zag, reed hij naar hem toe om hem te ontmoeten, en vroeg of hij nog iets te bevelen had. Cyrus hield stil en gaf hem bevel allen aan te kondigen, dat de offers een gelukkigen uitslag beloofden. Dit zeggende hoorde hij een gemompel door de gelederen gaan en vroeg naar de reden daarvan. Xenophon zeide hem dat het parool voor de tweede maal rondging[1]. Cyrus verwonderde zich wie het wachtwoord gaf, en vroeg hoe het luidde: „Zeus Redder en Overwinning," gaf hij ten antwoord. „Welaan," zeide Cyrus, „ik neem het aan, en dit zij het wachtwoord," en met die woorden reed hij naar zijn post terug. Nauwelijks waren de beide legers drie of vier stadiën van elkander verwijderd, of de Hellenen hieven hun krijgsgezang aan en stormden op den vijand
- ↑ Het parool of wachtwoord bestond uit godennamen of gelukvoorspellende uitdrukkingen (zie de schooluitgave der Anabasis door F. Vollbrecht, 1886, Inleiding § 53).