IX.
Zoo eindigde dan nu Cyrus, een man die volgens 't eenparig oordeel van allen, die met hem hebben omgegaan, onder de Perzen, welke na den ouderen Cyrus geleefd hebben, 't meest geschikt en 't meest waardig was koning genoemd te worden. Reeds van zijne vroegste jeugd af aan, toen hij met zijn broeder en andere knapen opgevoed werd, muntte hij in alles het meest boven de anderen uit. Want de kinderen van de Perzische edelen worden alien aan het hof opgevoed, waar iemand gelegenheid heeft veel ingetogenheid te leeren, en waar men niets onbehoorlijks hooren of zien kan. De knapen zien daar door den koning sommigen geëerd en anderen geminacht; zij leeren dus reeds als kinderen te bevelen en bevolen te worden. Hier scheen Cyrus ten eerste van al zijne makkers de bescheidenste te zijn, en was voor de oudere personen zelfs gehoorzamer dan de mindere knapen. Hij hield zich ook gaarne met paarden bezig, kon zeer goed met die dieren omgaan, en evenzeer oordeelde men, dat hij in oorlogszaken en in het hanteeren van pijl en boog het leergierigst en het oplettendst was. In den bloei zijner jeugd was hij een hartstochtelijk liefhebber van de jacht, en tegenover wilde dieren zocht hij bij voorkeur het gevaar op. Eens, toen er een beer op hem afkwam, werd hij niet bevreesd; en ofschoon de beer hem van het paard trok en hem eenige wonden toebracht, waarvan hij ook de litteekens
sierselen meer, zooals de voornaamste Perzen; want wegens zijn aanhankelijkheid en trouw was hij zeer geëerd bij Cyrus. (Deze zin, dien wij in een noot weergeven, staat wel is waar in den tekst, maar komt ons voor een vrij mat bijvoegsel te zijn).