echter een beter plan aan de hand. Bij 't aanbreken van den dag begonnen zij, de zon rechts boven zich hebbende, den marsch, berekenende, dat zij tegen zonsondergang Babylonische dorpen zouden bereiken. En hierin bedrogen zij zich niet. In den vooravond meende men echter vijandelijke ruiters te ontdekken; de Hellenen, die juist niet in het gelid marcheerden, ijlden op hunne plaats terug, en Ariaeus, die zich, omdat hij gewond was, in een gesloten wagen liet rijden, steeg af en trok, evenals zijn gevolg, het harnas aan. Gedurende het wapenen brachten de vooruitgezonden spionnen de tijding, dat het geen ruiterij, maar grazend trekvee was. Daaruit maakte men terstond op, dat de koning ergens in de nabijheid moest kampeeren, te meer, daar men ook uit naastbijliggende dorpen rook zag opstijgen. Clearchus liet nu wel is waar zijne manschappen niet op den vijand afgaan, — want hij wist, dat zij vermoeid waren en nog niets gegeten hadden, terwijl het daarenboven laat op den dag was — maar toch gaf hij, om den schijn van vlucht te vermijden, a an zijn marsch ook geen andere richting, doch trok recht vooruit en rukte bij zonsondergang aan het hoofd van de eerste legerbende de naastbijliggende dorpen binnen, waar de koninklijke troepen zelfs het houtwerk van de huizen geroofd hadden. De eerstaangekomenen sloegen hun kamp op zoo goed en zoo kwaad als het ging; de laatste troepen evenwel, die bij het begin van den nacht aanrukten, overnachtten zooals het toeval het wilde, en maakten door elkander toe te roepen zulk een geweld, dat zelfs de vij anden het konden hooren; zoodat zij, die 't dichtst in de nabijheid waren, uit hunne tenten vluchtten. Dit merkte men den volgenden morgen pas, toen er geen vee, geen leger en geen rook meer van nabij te zien was. Zelfs de koning scheen over de aankomst van het leger ontsteld te zijn, hetgeen bleek uit de maatregelen, die hij den volgenden dag nam. Ondertusschen greep bij 't naderen van den nacht de schrik ook de Hellenen aan, en er
Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/65
Uiterlijk