ontstond een gedruisch en gedreun, zooals gewoonlijk wanneer vrees de menschen overvalt. Clearchus, die juist den Eleër Tolmides, den besten heraut van zijn tijd, bij zich had, beval dezen stilte te gebieden en bekend te maken, dat hij, die op kon geven, wie den ezel in het leger had laten loopen, een talent zilver tot belooning zou ontvangen.[1] Toen dit bekend werd gemaakt, zagen de Hellenen in, dat het een ongegronde schrik was geweest en dat hunne aanvoerders ongedeerd waren. Zoodra het schemerde, liet Clearchus de Hellenen in het gelid treden, zooals zij tijdens den slag gestaan hadden.
III
Hetgeen ik hierboven schreef, dat de koning over het aanrukken der Hellenen ontsteld was, blijkt uit het volgende. Niettegenstaande hij nog den dag te voren het uitleveren der wapenen had laten eischen, stuurde hij nu in den vroegen morgen herauten om hun een verbond aan te bieden. De voorposten meldden hun verlangen om met de legeraanvoerders te spreken, en kregen van Clearchus, die juist bezig was de troepen te monsteren, het antwoord mede, dat zij moesten wachten totdat hij vrijen tijd had. Nadat hij de troepen zoo geplaatst had, dat zij in een dichte phalanx saamgedrongen stonden, en geen enkele ongewapende te zien was, liet hij de boden tot zich roepen, en kwam zelf te voorschijn aan het hoofd van eenige der bestgewapende manschappen, die er het flinkst uitzagen, hetgeen op zijn bevel ook de overige legeraanvoerders
- ↑ Een handig uitvindsel van den koormandant.