deden. Zoodra hij bij de herauten was, vroeg hij wat zij wenschten. Dezen antwoordden, dat er vanwege den koning geschikte personen zouden komen om zoowel zijne voorwaarden aan de Hellenen, als die der Hellenen aan hem over te brengen. „Nu, zegt hem dan," antwoordde Clearchus, „dat wij beginnen moeten met te vechten, want dat wij niets te ontbijten hebben, en zonder dat daarvoor gezorgd is, zal het wel niemand wagen, den Hellenen van wapenstilstand te spreken." Na dit antwoord reden de herauten weg, en bij hunne terugkomst, die spoedig daa rn a plaats had, en waaruit men kon opmaken, dat de koning of een andere persoon, wien dit opgedragen was, zich in de nabijheid bevond, zeiden zij: dat de koning hunne opmerking billijk vond, en dat zij gidsen brachten om hun, wanneer het tot een verdrag kwam, een plaats vol levensmiddelen aan te wijzen. Clearchus vroeg verder: of zich de wapenstilstand alleen bepaalde tot hen, die er over onderhandelden of ook tot allen. „Tot allen," antwoordden zij, „zoo lang tot de koning uwe voorwaarden gehoord heeft." Hierop liet Clearchus hen verwijderen, en belegde een krijgsraad. Men besloot het verbond dadelijk te sluiten, om zonder moeilijkheden levensmiddelen te krijgen. „Ook ik," zeide Clearchus, „ben deze meening toegedaan; ondertusschen wil ik niet gaarne terstond mijn besluit zeggen, maar eerst een poos wachten, totdat de herauten ongerust zullen worden of wij soms den wapenstilstand niet aannemen. Ja, ik geloof dat onze soldaten zelf daar ook vrees voor zullen hebben." Toen het hem tijd scheen te worden, maakte hij bekend, dat hij het verdrag aannam, en verlangde, dat de gezanten dadelijk den weg zouden wijzen, waar men levensmiddelen kon krijgen. Dit gebeurde en Clearchus liet nu, hoewel het verbond gesloten was, het leger, welks achterhoede hij zelf aanvoerde, in gesloten gelederen op marsch gaan. Daar men op dezen weg slooten en kanalen aantrof, die vol water waren en welke men zonder bruggen niet over
Pagina:Xenophon. Anabasis of tocht van Cyrus. Uit het Grieksch - H.C. Muller - Thieme, Zutphen, 1929 3e.pdf/67
Uiterlijk