zoodat het zelfs aan de Hellenen toescheen, dat hun macht zeer talrijk was, en de Pers, die het zag, verbaasd stond.[1] Vandaar trok men door Medië vier dagmarschen, door onbewoonde streken, en dertig parasangen, tot aan de dorpen van Parysatis, de moeder van Cyrus en den koning. Om Cyrus te bespotten stond Tissaphernes den Hellenen toe deze te plunderen, maar zonder slaven te maken. Er was veel graan, vee en andere dingen. Van hier uit gingen zij verder door onbewoonde landen, vier dagmarschen en twintig parasangen, met de rivier den Tigris links; op den eersten dagmarsch, aan de overzijde der rivier, troffen zij een groote welvarende stad aan. Caenae genaamd, waaruit de vreemdelingen, op leeren schuitjes, hun brood, kaas en wijn brachten.
V.
Daarna kwamen zij aan de rivier Zapatas, vier plethren breed. Zij bleven daar drie dagen, gedurende welke er wel vermoedens ontstonden, maar geen hinderlaag bemerkt werd. Clearchus besloot nu met Tissaphernes te overleggen, of het mogelijk was den argwaan te doen ophouden voordat daaruit een oorlog ontstond, en hij zond iem and om te zeggen, dat hij een gesprek met hem verlangde. Tissaphernes liet hem bereidwillig komen. Toen zij samengekomen, waren sprak Clearchus: „Ik weet. Tissaphernes, dat wij met eed en handdruk beloofd hebben elkaar geen kwaad te doen, en toch zie ik, dat gij u
- ↑ De la Luzerne vermoedt dat de tekst hier corrupt is, omdat deze manoeuvre al te kinderachtig schijnt (blz. 78 der Fransche uitgave).