VI.
Zoo werden de veldheeren gevangen genomen, naar den koning gebracht en onthoofd. Onder hen maakte Clearchus ongetwijfeld op allen, die hem goed kenden, den indruk van een hartstochtelijk en ervaren krijgsman. Zoolang de oorlog der Lacedaemoniërs tegen de Atheners duurde, bleef hij in Hellas; toen de vrede gesloten was, overtuigde hij zijn medeburgers, dat de Thraciërs den Hellenen onrecht aandeden, wist de Ephoren[1] zooveel mogelijk voor zijn plannen te winnen, en zeilde uit om de Thraciërs, die ten Noorden van de Chersonesus en Perinthus woonden, te beoorlogen. De Ephoren kwamen, toen hij reeds onder zeil was, op hun plan terug en trachtten hem nog van den Isthmus uit terug te laten komen; hij echter gehoorzaamde niet, maar voer naar den Hellespont. Daarom werd hij als weerspannige door de overheid in Sparta ter dood veroordeeld. Als banneling dus kwam hij tot Cyrus, en door welke woorden hij diens vertrouwen verwierf, staat elders geschreven. Cyrus gaf hem tienduizend darieken[2], maar toen hij ze had, gaf hij zich niet over aan genotzucht, doch wierf voor dat geld een leger waarmede hij de Thraciërs beoorloogde. Hij overwon hen, plunderde hun land en zette den oorlog tegen hen voort, totdat Cyrus het leger noodig had; toen trok hij af om met dezen een nieuwen veldtocht te ondernemen.
Dat schijnen mij wel daden toe van een echt soldaat, die, terwijl het hem vrij staat zonder schande en schade